1. Bereid de ander voor door hem toestemming te vragen om een schaalvraag te stellen.
2. Bied een schaal aan waarbij het startpunt van de schaal, de 0, gelijkstaat aan het allermoeilijkste moment en het eindpunt, de 10, gelijkstaat aan 'goed genoeg'. Teken de schaal met links de 10 en rechts de 0
3. Vraag waar de ander op dit moment staat op die schaal.
4 Accepteer het gegeven cijfer, wat dat ook mag zijn.
5. Herhaal het en bevestig het met een complimentje: 'Een 3 dus; oké, prima.'
6. Vraag wat de ander al onderneemt (= anders doet) zodat hij zich dit cijfer kan geven.
7. Aanvaard alle antwoorden en bekrachtig wat de ander inbrengt door het simpelweg (al dan niet in eigen woorden) te herhalen.
8. Maak gebruik van de vraag 'En wat nog meer?' om de ander uit te nodigen steeds meer details te beschrijven van wat er al anders is in vergelijking met de 0.
9. Eindig met: 'Wat zou het kleinst denkbare stapje vooruit kunnen zijn?'