2.7 a grammatica

Welkom

Pak je laptop en log in op LessonUp.



Tas op de grond en telefoon niet zichtbaar.





1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom

Pak je laptop en log in op LessonUp.



Tas op de grond en telefoon niet zichtbaar.





Slide 1 - Slide

lesopbouw
  • wat weet je al?
  • doel
  • uitleg
  • zelfstandig werken 
  • afsluiting

Slide 2 - Slide

Wat weet je al?
Welke woordsoorten ken je?


Slide 3 - Slide

Doel
Aan het eind van de les kan je 7 woordsoorten
opnoemen en herkennen.

Slide 4 - Slide

woordsoorten
lidwoord - de/het/een
bijvoeglijk naamwoord 
zelfstandig naamwoord
voorzetsel - het vogelhuisje/de kast
werkwoord - doe woorden
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord

Slide 5 - Slide

persoonlijk voornaamwoord
PVW:
  • vervangt een zelfstandig naamwoord
  • staat meestal in de plaats van namen van personen
  • soms van dieren, voorwerpen of dingen

ik / je / u / hij / haar / het /ons / jullie / hen

Slide 6 - Slide

persoonlijk voornaamwoord
  • Stephan speelt graag basketbal. Hij oefent elke dag.
  • Kittens zijn zo schattig. Ze spelen de hele dag met elkaar.
  • Chantal en Pien gaan uit. Ze gaan naar de film.
  • Ik keek naar haar.
  • Mijn vader en ik wassen de auto. Dat doen wij elke maand.

Slide 7 - Slide

persoonlijk voornaamwoord
Het is lidwoord, maar ook een persoonlijk voornaamwoord.

  • Een lidwoord hoort bij een zelfstandig naamwoord.
  • Een persoonlijk voornaamwoord vervangt een zelfstandig     naamwoord.

Slide 8 - Slide

bezittelijk voornaamwoord

BVW:

  • geeft een bezit aan.
  • je weet van wie iets is.
  • staat voor een zelfstandig naamwoord.
  • LET OP: het kan ook na 'van' staan.


Deze fiets is van Vera. Het is haar fiets.

Deze fiets is van haar.

Tommie is mijn hond en Sanne is jouw hond.



Slide 9 - Slide

bezittelijk voornaamwoord
mijn 
jouw / je
uw
zijn / haar
onze
jullie
hun

Slide 10 - Slide

zelfstandig werkwoord
Één werkwoord in de zin? --> zelfstandig werkwoord

Let op: beide delen van een splitsbaar werkwoord benoem je als zelfstandig werkwoord in de zin.

vb. Ik fiets elke dag naar school.
       Mijn leraar kijkt mijn toets na.

Slide 11 - Slide

zelfstandig werken
online Talent
hoofdstuk 2.7
opdracht 5 t/m 7

Slide 12 - Slide

afsluiting
exitticket.nl/ticket/df69x
Schrijf de woorden bij het juiste woordsoort.

Slide 13 - Slide