Basis klas 3 h3 en h4_febr24

Figuurlijk taalgebruik begrijpen en toepassen
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Figuurlijk taalgebruik begrijpen en toepassen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel van de les
Aan het einde van de les heeft taalverzorging en woordenschat geen geheimen meer voor je.




Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je al over figuurlijk taalgebruik?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Wat betekent 'met je neus in de boter vallen'?
A
Door eigen toedoen ergens last van krijgen
B
Nog niet volwassen zijn
C
Grote ophef over iets dat erg meevalt
D
Precies op het goede moment komen

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent 'nog niet droog achter de oren'?
A
Nog niet volwassen zijn
B
Door eigen toedoen ergens last van krijgen
C
Manier waarop je iets laat zien, uitwerking
D
Grote ophef over iets dat erg meevalt

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent 'balanceert op het randje van de afgrond' in figuurlijk taalgebruik?
A
Het gaat geweldig
B
Het gaat niet goed
C
Grote ophef over iets dat erg meevalt
D
Precies op het goede moment komen

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent 'je doet alsof je neus bloedt'
A
doen alsof je pijn hebt
B
doen alsof je niets merkt
C
je trekt je er veel van aan
D
je schaamt je

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

De minister 'hield een slag om de arm'.

A
deed alsof hij doof was
B
deed geen definitieve uitspraak
C
hield zijn mond dicht
D
ging er tegenin met sterke argumenten

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

meervoud of enkelvoud?
een kudde schapen
A
B
C
Meervoud
D
Enkelvoud

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

De politie heeft zes mensen gearresteerd.
De politie =
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

De menukaart bevat ook glutenvrije broodjes
menukaart =
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

De plantjes op mijn tafel zijn verdwenen.
de plantjes =
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Na de explosie ... het terrein afgezet. Noteer de juiste vorm van de persoonsvorm

A
werd
B
werden

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Alle lokalen in de school ... versierd. Noteer de juiste vorm van de persoonsvorm

A
worden
B
wordt

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Welke betekenissen heeft
BANK

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Het woord 'helder' heeft meerdere betekenissen.
Maak zinnen waarin je duidelijk maakt wat de verschillende betekenissen zijn.

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

Wat zijn 'de, het, een' voor woordsoorten?

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Welk woord hoort niet in het rijtje?
hand -muis -afwachten -Nike

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Wat zijn stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden?
A
Nylon
B
Rode
C
Stalen
D
Plastic

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Wat is geen stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
gebakken
B
linnen
C
papieren
D
schone

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn woordsoorten?

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

Welke woordsoorten ken je?

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

Maak een zin met de volgende woordsoorten:
ww - lw - bn - zn

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

Het meisje uit Amsterdam staat bekend als arrogant.
Welk woordsoort is 'Amsterdam'?

Slide 24 - Open question

This item has no instructions

Het meisje uit Amsterdam staat bekend als arrogant.
Welk woordsoort is 'staat'?

Slide 25 - Open question

This item has no instructions

Benoem alle woordsoorten.

De jongen knalde tegen de Mercedes van de buren.

Slide 26 - Open question

This item has no instructions

Benoem alle woordsoorten.

De totale schade is berekend op €100.000.

Slide 27 - Open question

This item has no instructions

Kan jij de juiste betekenis aan de woorden koppelen?
gelijkwaardig

inspireren

demonstreren
laten zien hoe het moet
even goed
gunstig, hoopvol
op goede gedachten brengen
aanpakken

Slide 28 - Drag question

This item has no instructions

Wat is het tegenovergestelde van meervoud?
A
Veelvoud
B
Drievoud
C
Dubbelvoud
D
Enkelvoud

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Interactieve oefening
Match de juiste betekenis met de figuurlijke uitdrukkingen.

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Discussie
Waarom gebruiken we figuurlijke taal? 

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Praktische toepassing
Schrijf een korte alinea waarin je een van de uitdrukkingen gebruikt in een passende context.

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Evaluatie
Hoe goed begrijp je nu figuratief taalgebruik? Geef een voorbeeld van een situatie waarin je een van de uitdrukkingen zou gebruiken.

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 34 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 35 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 36 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.