V1G 3/2

• NT2
• ISK

V1G - 3 februari

Wat gaan we doen?

Enkelvoudige v.s. samengestelde zinnen

Twee of drie werkwoorden in de zin

Oefenen met zinnen maken

Lesdoel

Je gebruikt twee of drie werkwoorden op de juiste manier in één zin.

Enkelvoudig v.s. samengesteld

Enkelvoudig: één zin, één persoonsvorm.

Samengesteld: twee of meer zinnen in één zin, twee of meer persoonsvormen, met voegwoord.

Wat is een persoonsvorm?

Wat is een voegwoord?

Enkelvoudig v.s. samengesteld

Enkelvoudig

De man loopt op straat.

Ik ben naar school gefietst.

Ik zou morgen graag willen sporten.

Samengesteld

De man loopt op straat, want hij gaat naar zijn werk.

Ik ben naar school gefietst en daarna ging ik naar de winkel.

Ik zou morgen graag willen sporten, maar de sportschool is dicht.

Sara wil later leraar worden.

1. enkelvoudige zin
2. samengestelde zin

Ik heb altijd al zo'n auto willen kopen.

1. enkelvoudige zin
2. samengestelde zin

Het kindje moest huilen, want zijn ijsje was gevallen.

1. enkelvoudige zin
2. samengestelde zin

Mijn vader zegt dat hij vanavond gaat tennissen.

1. enkelvoudige zin
2. samengestelde zin

Ik had vorige week mijn muren willen verven.

1. enkelvoudige zin
2. samengestelde zin

Enkelvoudige zinnen

Eén persoonsvorm

Eén of meer werkwoorden (hulpwerkwoorden en zelfstandige werkwoorden)

Hulpwerkwoorden staan nooit alleen!

Yousef fietst morgen naar school.

Yousef wil morgen naar school fietsen.

Ik heb dat altijd al willen kopen.

Drie werkwoorden

Vaak gebruik je de volgende werkwoorden als hulpwerkwoord:

kunnen, zullen, mogen, moeten, willen, hoeven

... maar kan ook zelfstandig!

                                                                                           zullen en zouden 

De kinderen willen een koekje.                           voor de toekomst

Susan wil elke dag tekenen.

Ik zal volgende week een nieuwe fiets kopen.

Verder oefenen

Disk: Grammatica --> 3. De zin. Afmaken

Klaar?

Oefenblad

Einde les

Lesdoel

Je gebruikt twee of drie werkwoorden op de juiste manier in één zin.

Schrijf/bedenk één zin met twee of drie werkwoorden!