H9 elektriciteit

examentraining elektriciteit en stoffen
vmbo BK 
1 / 46
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

examentraining elektriciteit en stoffen
vmbo BK 

Slide 1 - Slide

Wat gebeurt er in een serieschakeling?
A
De stroom splitst zich en volgt meerdere paden.
B
De stroom beweegt willekeurig door de componenten.
C
De stroom stopt bij elke component.
D
De stroom volgt één pad door alle componenten.

Slide 2 - Quiz

Wat gebeurt er als één onderdeel uitvalt in een serieschakeling?
A
De stroom vindt een alternatieve route.
B
De andere componenten worden sterker belast.
C
Alle componenten in de schakeling stoppen met werken.
D
Alleen de uitgevallen component stopt met werken.

Slide 3 - Quiz

Wat is een kenmerk van een parallelschakeling?
A
De stroom stopt bij elke tak.
B
De stroom stroomt in één richting.
C
De stroom volgt één enkele route.
D
De stroom splitst zich over verschillende takken.

Slide 4 - Quiz

Hoe beïnvloedt het toevoegen van een extra lampje de helderheid in een parallelschakeling?
A
De helderheid van de andere lampjes knippert.
B
De helderheid van de andere lampjes neemt toe.
C
De helderheid van de andere lampjes neemt af.
D
De helderheid van de andere lampjes blijft gelijk.

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide

Regelbare weerstand
Wanneer is de weerstand het grootst:
A
De weerstand is altijd even groot.
B
Als de weerstand een lange afstand aflegt door het laagje koolstof.
C
Als de stroom een korte afstand af legt door het laagje koolstof.

Slide 7 - Quiz

Rv betekend
A
Radioactiv
B
Relatieve vierkant
C
Vervangingsweerstand
D
Vervangende stroom

Slide 8 - Quiz

Voor Rv in een serieschakeling gebruik je de formule:
A
Rv = R1 - R2 - ...
B
Rv = R1 + R2 + ...
C
1/Rv = 1/R1 + 1/R2 + ....
D
Rv = R1 x R2 x ....

Slide 9 - Quiz

Twee weerstanden staan in serie geschakeld.
R1 = 100 Ohm, R2 = 250 Ohm. Bereken Rv.
A
Rv = 250-100 = 150 Ohm
B
Rv = 100 x 250 = 25.000 Ohm
C
Rv = 100 + 250 = 350 Ohm
D
Rv = 250 : 100 = 2,5 Ohm

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Voor Rv in een parallelschakeling gebruik je de formule:
A
Rv = R1 - R2 - ...
B
Rv = R1 + R2 + ...
C
1/Rv = 1/R1 + 1/R2 + ....
D
Rv = R1 x R2 x ....

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Wat is een voorbeeld van een SENSOR:
A
Dimmer voor spotjes
B
NTC, temperatuur gevoelige weerstand.
C
Voltmeter
D
Relais

Slide 14 - Quiz

Wat is GEEN voorbeeld van een SCHAKELAAR
A
Ledlamp
B
Transistor
C
Relais
D
Druk schakelaar

Slide 15 - Quiz

Relais

Slide 16 - Slide

Een relais werkt als volgt:
A
Het verhoogt of verlaagt de spanning van 10.000V naar 230V
B
Is een elek. magnetische schakelaar. Door spanning door een spoel kan je een andere stroom inschakelen.
C
Een elektrisch schakelcontact in een glazen buisje dat bediend wordt door een magnetisch veld.

Slide 17 - Quiz

Transistor

Slide 18 - Slide

Een TRANSISTOR heeft 3 belangrijke punten: B,C,E
A
B is BASIS, C is COLLECTOR, E is ENERGIE
B
B is BASIS, C is CAPACITEIT, E is ENERGIE
C
B is B-STROOM, C is COLLECTIEF, E is EMITTER
D
B is BASIS, C is COLLECTOR, E is EMITTER

Slide 19 - Quiz

Noem een stofeigenschap van ijzer
A
Het is zwaar
B
Het is magnetisch
C
Het houdt de stroom tegen
D
alle drie de antwoorden zijn goed

Slide 20 - Quiz

Er is sprake van magnetisme als een metaal afstoot en aantrekt
A
Ja
B
Nee

Slide 21 - Quiz

Waar kan elektrische stroom in worden omgezet?
A
licht, warmte en kleur
B
warmte, kleur en beweging
C
licht, warmte en beweging
D
kleur, beweging en magnetisme

Slide 22 - Quiz

met welke formule kun je het vermogen berekenen als je de stroomsterkte en de spanning hebt b?
A
R = U:I
B
E = P x t
C
P = U x I
D
??????

Slide 23 - Quiz

Wat is de functie van een transformator?
A
Het transporteren van water
B
Het opslaan van elektriciteit
C
Het veranderen van spanning
D
Het opwekken van warmte

Slide 24 - Quiz

Hoe wordt de spanning in een transformator verhoogd?
A
Door een grotere behuizing te gebruiken
B
Door de primaire spoel te verkleinen
C
Door de transformator te koelen
D
Door meer windingen in de secundaire spoel

Slide 25 - Quiz

Wat is de formule om de dichtheid te berekenen?
A
Oppervlakte gedeeld door omtrek
B
Gewicht maal hoogte
C
Massa gedeeld door volume
D
Lengte maal breedte

Slide 26 - Quiz

Als een blokje en massa heeft van 5 gram en een volume van 2 ml, hoe groot is dan de dichtheid?

Slide 27 - Open question

Welke eigenschap geeft aan hoe moeilijk een stof in een andere stof oplost?
A
Oplosbaarheid
B
Kookpunt
C
Elasticiteit
D
PH-waarde

Slide 28 - Quiz

Wat wordt er bedoeld met een reed-contact?
A
Een schakelaar die reageert op licht.
B
Een schakelaar die reageert op geluid.
C
Een schakelaar die reageert op warmte.
D
Een schakelaar die reageert op magnetisme.

Slide 29 - Quiz

Wat is de functie van een reed-contact?
A
Het openen en sluiten van elektrische circuits.
B
Het meten van luchtdruk.
C
Het reguleren van watertemperatuur.
D
Het detecteren van radioactieve straling.

Slide 30 - Quiz

Waar wordt een reed-contact vaak toegepast?
A
In windturbines.
B
In waterzuiveringsinstallaties.
C
In beveiligingssystemen en elektronische schakelingen.
D
In zonnepanelen.

Slide 31 - Quiz

Welke energie omzetting vindt er plaats in een generator?
A
Thermische energie naar kinetische energie
B
Chemische energie naar thermische energie
C
Bewegings energie naar elektrische energie
D
Elektrische energie naar magnetische energie

Slide 32 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een chemische reactie?
A
Een steen die valt.
B
Het roesten van ijzer.
C
Een rivier die stroomt.
D
Een kaars die brandt.

Slide 33 - Quiz

Welke reactie wordt veroorzaakt door zwaartekracht?
A
Een vliegtuig dat vliegt.
B
Een vis die zwemt.
C
Een appel die van de boom valt.
D
Een vuur dat brandt.

Slide 34 - Quiz

Het koken van een ei is een natuurkundige reactie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 35 - Quiz

Wat zijn de verschillende vormen van warmtetransport?
A
Geleiding
B
Reflectie
C
Straling
D
Convectie

Slide 36 - Quiz

Hoe wordt warmte overgedragen door direct contact?
A
Reflectie
B
Convectie
C
Geleiding
D
Straling

Slide 37 - Quiz

Welke vorm van warmtetransport vindt plaats door stroming van een vloeistof of gas?
A
Expansie
B
Geleiding
C
Convectie
D
Straling

Slide 38 - Quiz

Welke van de volgende is geen vorm van warmtetransport?
A
Reflectie
B
Geleiding
C
Convectie
D
Straling

Slide 39 - Quiz

Het zeewater wordt onder invloed van de zon warm, welke faseovergang wordt er hierdoor versterkt?
A
rijpen
B
smelten
C
condenseren
D
stollen

Slide 40 - Quiz

Een LED lampje heeft 2 pootjes; een korte en een lange. Waarom is dat zo

Slide 41 - Open question

Wat moet je altijd opschrijven bij een rekenvraag?

Slide 42 - Open question

Waar je moet je altijd op letten bij het tekenen van een kracht?

Slide 43 - Open question

Welk cijfer denk je dat je gaat halen op het examen?

Slide 44 - Mind map

Welk onderdeel moet je nog oefenen?

Slide 45 - Mind map

Welke vragen heb je nog aan mij?

Slide 46 - Mind map