2 manieren will + hele werkwoord
1. Als je een beslissing neemt (plan maakt) op het moment van spreken.
Bijv. Do you think John is at home? I think I will call him this afternoon.
(Op het moment van spreken besluit je om John vanmiddag te gaan bellen)
2. Bij een wens, veronderstelling, belofte, aanbod, verzoek of voorspelling
Bijv. He will not be on time, tomorrow (= voorspelling)
Those boxes look heavy, I will help you carry them. (= aanbod)