taalquiz

Laatste les!!!!!
45 minuten
1 / 44
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 6 videos.

Items in this lesson

Laatste les!!!!!
45 minuten

Slide 1 - Slide

Laatste lesdag.... voor ons allemaal !!!!

Slide 2 - Slide

We gaan beginnen......

Doe je best!
snelheid telt ook...
soms zijn meerdere antwoorden ook goed.....

Slide 3 - Slide

Wat is het verschil tussen een vreemde taal en een tweede taal?
A
De tweede taal is een moedertaal, de vreemde taal niet.
B
Er is geen verschil.
C
Je spreekt van een tweede taal wanneer je een vreemde taal bijna net zo goed beheerst als je moedertaal.
D
Een tweede taal is de eerste vreemde taal die je leert.

Slide 4 - Quiz

De Nederlandse scholier behoort tot de wereldtop.

Nederlandse...is een....
A
lw
B
bn
C
zn

Slide 5 - Quiz

Sleep de juiste definitie naar de juiste omschrijving.
Hoofdtelwoorden
Rangtelwoorden
Geven een precies aantal aan.
Geven geen precies aantal aan.
Geven de plaats in een reeks aan.
Geven geen precieze plaats in een reeks aan.
Na drieënhalf uur finishte hij al.
De eerste keer is vaak heel bijzonder.
Verschillende keren kwam zij op tijd.
Ik ben altijd de laatste die wordt opgenoemd.
Bepaalde hoofdtelwoorden
Onbepaalde hoofdtelwoorden
Bepaalde rangtelwoorden
Onbepaalde rangtelwoorden

Slide 6 - Drag question

0

Slide 7 - Video

Wat hier gebeurt noemen we....
A
een onomatopee
B
een verhaspeling
C
een reduplicatie

Slide 8 - Quiz

Wat is het onderwerp van deze zin?

Joost heeft hem geroepen!
A
Joost
B
hem

Slide 9 - Quiz

WAT IS JUIST GESCHREVEN?
timer
0:10
A
-HUIS-AAN-HUIS-BLAD
B
HALF-OM-HALFGEHAKT
C
JAMES-BOND-FILM

Slide 10 - Quiz


Kies de juiste spelling.

Het is de tweede keer, dat dit [gebeuren].


A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 11 - Quiz

Wat is de juiste spelling?

A
Houd hij van me?
B
Houdt hij van me?

Slide 12 - Quiz

Welke spelling is juist?

A
oud-Hollandse spelletjes  
B
oudhollandse spelletjes

Slide 13 - Quiz

Wat is het meervoud van melodie?
A
Melodieën
B
Melodiën

Slide 14 - Quiz


     Is 'onmiddelijk' goed of fout gespeld? 
A
goed
B
fout

Slide 15 - Quiz

De interne behandeling van de toeslagenaffaire bij de Belastingdienst rammelde aan alle kanten. De directeuren en bewindspersonen wijzen vooral naar elkaar, maar het is voor de onderzoekscommissie klip en klaar: ze wisten het, maar kozen er bewust voor om niets te doen.
Aangezien duizenden gezinnen getroffen zijn door de fouten die de Belastingdienst heeft gemaakt, pakt de onderzoekscommissie nu goed door.
Je moet veel lezen en nadenken over wat je leest om ervoor te zorgen dat je woordenschat wordt uitgebreid.
Lezen is niet alleen goed voor je woordenschat, het vergroot ook je kennis van de wereld.
Opsommend
Redengevend
Tegenstellend
Doel-middel
Concluderend

Slide 16 - Drag question

Woordenschat:
Wat betekent amicaal?
A
overdreven
B
vriendschappelijk
C
vijandig
D
verliefd

Slide 17 - Quiz

WAT IS JUIST GESCHREVEN?
A
Louis Vuitton-tas
B
Louis Vuitton tas
C
Louis -Vuittontas

Slide 18 - Quiz

Bij woorden als beide(n) of vele(n) schrijf je een –n als…
A
er geen znw achter staat en het woord niet naar personen verwijst.
B
er geen znw achter staat en het woord naar personen verwijst.
C
er een znw achter staat.

Slide 19 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de zin?

"Morgen ben ik eindelijk jarig"
A
morgen
B
ben
C
jarig
D
eindelijk

Slide 20 - Quiz

Wat hoort op de ..... ?

"ik ........ deze taalquiz heel leuk"
A
vinden
B
vind
C
vindt
D
vonden

Slide 21 - Quiz

inleiding....
Een van de Muppetpersonages uit Sesamstraat is Graaf Tel. Deze vampier met een Duits accent lijdt aan aritmomanie: de obsessieve neiging om alles te tellen wat op je weg komt.


Slide 22 - Slide

Zoveel 'manies' wat is dan kleptomanie?
A
ziekelijke drang om te liegen
B
ziekelijke drang om te stelen
C
drang om te lachen
D
Ha, ha! dat bestaat niet..

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Video

a. synoniemen, b. homoniemen en c. antoniemen...
Wat is goed?
A
a. verschillende woorden-zelfde betekenis
B
b. zelfde woord- andere betekenis
C
c. verschillende woorden- tegengestelde betekenis

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Slide

grammatica

Welke zin is helemaal goed?
A
Ik heb heel hard geniesd.
B
Ik ben gisteren verhuist.
C
Ik heb een verhaal vertelt.
D
Ik heb ziek geweest.

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Video

Wie de schoen past.....
A
loopt niet naast zijn schoenen
B
zal niet op de blaren lopen
C
(die) trekke hem aan
D
is koopman

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Video

Wat gaat hij zeggen?
A
(je bent een) mierenneuker
B
Ik heb een klepel horen tikken

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Video

Rutte gebruikt hier.......
A
een drogreden
B
een onjuist feit

Slide 33 - Quiz

werkwoordspelling
(beantwoorden)...je die vraag wel goed?
A
Beantwoort
B
beantwoor
C
beantwoord
D
beantwoordt

Slide 34 - Quiz

meervoud
wat is fout?
A
programma's
B
televisie's
C
winkels
D
mango's

Slide 35 - Quiz

werkwoordspelling
(worden) ... je vader boos als je een onvoldoende haalt?
A
word
B
wordt

Slide 36 - Quiz

meervoud
wat is fout?
A
cadeaus
B
douches
C
theoriën
D
sauzen

Slide 37 - Quiz

Wat is goed?Kunnen er meerdere zijn...
A
dvd'tje
B
80-jarige
C
donkerblauw en-groene broeken
D
niet-roker

Slide 38 - Quiz

Sleep de verbanden naar de juiste signaalwoorden
timer
1:00
maar, daarentegen
Bijvoorbeeld, neem nou
Ten eerste, als laatste, ABC
Eerst, vervolgens, daarna
Doordat, waardoor
Tijdsvolgorde
Oorzaak- gevolg
Opsomming
Tegenstelling
Voorbeeld

Slide 39 - Drag question

Slide 40 - Video

Hier is sprake van.....
A
een drogreden
B
een metoniem
C
een metafoor
D
een antoniem

Slide 41 - Quiz

Have a good life :)

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide

Alles is liefde 💖🌹💕

Slide 44 - Slide