TT en VT

TT en VT
Tegenwoordige tijd en verleden tijd
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

TT en VT
Tegenwoordige tijd en verleden tijd

Slide 1 - Slide

De trein heeft vertraging

Slide 2 - Open question

De jongen fietste vorige week elke dag naar de voetbaltraining

Slide 3 - Open question

Het vervoersbewijs kost €20

Slide 4 - Open question

De chauffeur rijdt door het rode licht

Slide 5 - Open question

Werkwoord
  • Een werkwoord vertelt je wat iets of iemand doet of wat er gebeurt
  • Van elk werkwoord bestaat er een tegenwoordige en verleden tijd 

Slide 6 - Slide

Tegenwoordige tijd
  • Tijd van nu
  • Iets of iemand is op dit moment iets aan het doen
  • De gebeurtenis is nog aan de gang 

Slide 7 - Slide

Verleden tijd
  • Tijd van vroeger
  • Vroeger kan jaren geleden, maar ook een minuut geleden zijn
  • De verleden tijd geeft aan dat een gebeurtenis voorbij is 

Slide 8 - Slide

Opdracht
  • Lichtblauw = tegenwoordige tijd
  • Donkerblauw = verleden tijd 

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide