H5 Argumenteren laatste les

Argumenteren
laatste les
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Argumenteren
laatste les

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?

1. Wat moet je kennen en kunnen voor het SE?
2. Oefenquiz
3. Zelf aan het werk: oefentest maken en nakijken.
4. Klassikale uitcheck (medewerker geeft tijdstip hiervoor aan)

Slide 2 - Slide

Hoe ziet de test eruit?
- De test is leesvaardigheid, toegespitst op argumenteren.
- Je beantwoordt dus argumentatievragen bij één of meer teksten.
- Het gaat in de test voornamelijk om toepassen van kennis, dus rijtjes stampen heeft weinig nut.

Slide 3 - Slide

Het SE gaat over heel H10.

Slide 4 - Slide

Standpunt & argument
- Een standpunt bevat uit een duidelijke mening
- Dit standpunt wordt onderbouwd door argumenten
-Argumenten kunnen objectief of subjectief zijn

- Vaak zijn standpunt en argument te herkennen aan signaalwoorden.

Slide 5 - Slide

Soorten & schema's
- Er zijn verschillende soorten argumenten om een standpunt te onderbouwen (feiten, onderzoek, geloof, etc.)

- Een argumentatieschema geeft het verband aan tussen een standpunt en het argument (argumentatie op basis van oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, autoriteit, etc.)

Slide 6 - Slide

Argumentatie-structuren

Een argumentatiestructuur geeft een schematische weergave van een argumentatie, waarin je kunt zien hoe standpunt en argumenten samenhangen.

Slide 7 - Slide

Drogredenen
- Als je een argumentatie onjuist gebruikt, is het een drogreden (onjuist beroep op voorbeeld, oorzaak-gevolg, autoriteit, etc.)

- Het overtreden van een discussieregel is ook een vorm van een drogreden.
(persoonlijke aanval, bespelen van publiek, cirkelredenering, etc.)

Slide 8 - Slide

Aanvaardbaarheid
Kritisch kijken naar argumenten is belangrijk: je aanvaard niet zomaar een andere mening. Het is ook tamelijk subjectief: aanvaardbaarheid is niet meetbaar, dus een goede onderbouwing van aanvaardbaarheid is nodig.

(Zijn er genoeg argumenten? Zijn ze genuanceerd? Zijn ze samenhangend? Worden er goede bronnen gebruikt? Etc.)

Slide 9 - Slide

Functiewoorden. Wat is een nuancering?
timer
0:30
A
Geeft een verfijning in de uitleg of zwakt een standpunt iets af
B
Legt uit waarom iemand iets doet of vindt
C
doet een uitspraak die logisch voortvloeit uit eerder gevolgde redeneringen
D
stemt met iets in, als aan een bepaalde voorwaarde is voldaan

Slide 10 - Quiz

Een argument dat subjectief is en dat gebaseerd is op gevoel/overtuiging/ervaring/geloof/normen en waarden/vermoedens noem je...
timer
0:30
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 11 - Quiz

Wat voor argumentatie hoort bij deze redenering: 'Natuurlijk mag je het woord epibreren neerleggen bij Scrabble. Het staat immers in Van Dale.' Argumentatie op basis van....
timer
0:30
A
gezag of autoriteit
B
voor- en nadelen
C
voorbeeld
D
vergelijking

Slide 12 - Quiz

Wat is het juiste schema?

Slide 13 - Slide


timer
1:00
A
Schema A
B
Schema B

Slide 14 - Quiz

'Hoe kúnt u mij een onvoldoende voor de toets geven? Ik heb er zó hard voor geleerd!' Welke drogreden is dit?
timer
0:30
A
persoonlijke aanval
B
vertekenen van een standpunt
C
cirkelredenering
D
bespelen van het publiek

Slide 15 - Quiz

Zelf verder!
- Je gaat nu de oefentoets maken én nakijken.
- De oefentoets en het antwoordmodel staan op Spelo (Periode 1 > Oefentoets)
- 10 minuten voor het eind van het blok ben je terug in Teams om klassikaal af te sluiten.

Slide 16 - Slide