P1 Les 3

Organiseren van Evenementen
1 / 20
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Organiseren van Evenementen

Slide 1 - Slide

Waar ben jij nog niet zo goed in?

Slide 2 - Open question

To Do
Doelstelling
Herhalen vorige week
3 systemen uitleggen
Het programma
Organisatie

Slide 3 - Slide

Doelstelling
Aan het einde van de les is de student in staat om de hoofdstukken ‘het programma’ en ‘organisatie’ te schrijven aan de hand van de invulhulp.

Slide 4 - Slide

Herhalen

Slide 5 - Slide

Welke 2 systemen hebben we in de praktijk in week 1 gebruikt?

Slide 6 - Open question

Welke 2 systemen heb je verder onthouden?

Slide 7 - Open question

Bij welk systeem mogen deelnemers zelf kiezen of ze meedoen aan het evenement?
A
Spelenkermis
B
Open instuif

Slide 8 - Quiz

Afval syteem
Tennis, Judo, Boksen
- Schema met de macht van 2 (4, 8, 16, 32)
- 14 deelnemers? Dan speel je met een schema groter, dus 16

Slide 9 - Slide

Stel je hebt 24 deelnemers, met welke grootte speel je dan?
A
24
B
26
C
32
D
30

Slide 10 - Quiz

Hoeveel wedstrijden zijn er dan?
Het aantal wedstrijden bij een enkel afvalsysteem is altijd één minder dan het aantal deelnemers. Bij 60 deelnemers heb je dus 59 wedstrijden nodig.
 

X = N – 1 (waarbij X het aantal wedstrijden is en N het aantal deelnemers).

Slide 11 - Slide

Poulesysteem
Met welke sport(en) wordt dit systeem gebruikt?

Slide 12 - Slide

Halve competitie
Aantal wedstrijden:
X = N * (N-1) : 2

Aantal rondes bepalen:
Bij een even aantal deelnemers of teams:
Voor een halve competitie:
Y = N - 1

Bij een oneven aantal deelnemers of teams:
Voor een halve competitie:
Y = N

Hele competitie
Aantal wedstrijden:
X = N * (N-1)

Aantal rondes bepalen:
Bij een even aantal deelnemers of teams:
Voor een hele competitie:
Y = 2 * (N-1)
Bij een oneven aantal deelnemers of teams:
Voor een hele competitie:
Y = 2 * N

Slide 13 - Slide

Aan de slag

Slide 14 - Slide

Deelnemers
Een tabel van begin (aankomst) tot het eind (wegrijden) over alles wat de deelnemers gaan doen en hoe laat dat allemaal plaatsvindt.

Voorbeeld staat in de studiewijzer

Slide 15 - Slide

Hoe kies je een organisatievorm?
  • Is het een recreatief of prestatief toernooi of evenement? 
  • Is het individueel of met teams?
  • Is het aantal deelnemers of teams vooraf bekend of niet? Bij een onbekend aantal deelnemers of teams zijn poule- en competitiesystemen minder geschikt.
  • Wat is het aantal deelnemers? Gaat het om een groot of klein toernooi/evenement? Bij een gering aantal deelnemers zijn uitdaagsystemen (ladder en waslijn) goed bruikbaar. Bij grote aantallen werkt een afvalsysteem goed.
  • Is het belangrijk dat iedereen deelneemt aan alle activiteiten? Als dit het geval is, valt een spelenkermis en een enkel afvalsysteem af.

Slide 16 - Slide

Organisatievorm
Welke organisatievorm kies je?
Waarom kies je voor deze organisatievorm?

De sportleider als organisator en SB - Functionaris
Hoofdstuk 1

Slide 17 - Slide

Het programma
1. Wedstrijdschema (vergeet het volgende niet):
- Wisseltijden
- Pauzes
2. Spellen/activiteiten uitleggen
3. Spelregels


timer
20:00

Slide 18 - Slide

Organisatie (wedstrijd secretariaat)
Maak een tijdschema met alles wat de organisatoren die dag doen.
4 Kolommen
Hoelaat, Wie, Wat, Waar

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide