if or when

if or when ?
1 / 13
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

if or when ?

Slide 1 - Slide

Aan het einde van de les:
Weet je het verschil tussen 'if'  en 'when'  en kun je ze op de juiste manier gebruiken.

Slide 2 - Slide

Aantekening:
if en when betekenen allebei: als

Slide 3 - Slide

Aantekening:
If
gebruik je als je niet zeker weet of iets gaat gebeuren.

I'll call you if I pass the exams. (je weet nog niet zeker of je slaagt)
If I win the lottery, I'll buy a villa (je weet nog niet zeker of je wint)

Slide 4 - Slide

Aantekening:
When
gebruik je als je wel weet dat het gaat gebeuren, maar nog niet precies wanneer.

I'll call you when the airplane has landed.
When I get home, I will clean my room.

Slide 5 - Slide

... it snows tomorrow, we won't go to the mall.
A
If
B
When

Slide 6 - Quiz

I will buy a scooter .... I become 16.
A
if
B
when

Slide 7 - Quiz

... we leave now, we might catch the train.
A
if
B
when

Slide 8 - Quiz

.... Carly eats, she usually eats healthy foods.
A
If
B
When

Slide 9 - Quiz

I'm leaving for London now. I'll call you ... I get there.
A
if
B
when

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Link

What have you learnt?
Je kent nu het verschil tussen if en when en kunt ze op de juiste manier gebruiken.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide