if or when

if or when ?
1 / 11
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

if or when ?

Slide 1 - Slide

if en when betekenen allebei:
als

Slide 2 - Slide

Wanneer gebruik je 'if'?
If gebruik je als je niet zeker weet of iets gaat gebeuren.

I'll call you if I pass the exams. (je weet nog niet zeker of je slaagt)
If I win the lottery, I'll buy a villa (je weet nog niet zeker of je wint)

Slide 3 - Slide

Wanneer gebruik je 'when'?

When gebruik je als je wel weet dat het gaat gebeuren, maar nog niet precies wanneer.

I'll call you when the airplane has landed. (je weet dat je gaat landen, maar nog niet precies hoe laat)

Slide 4 - Slide

... it snows tomorrow, we won't go to the mall.
A
If
B
When

Slide 5 - Quiz

I will buy a scooter .... I become 16.
A
if
B
when

Slide 6 - Quiz

... we leave now, we might catch the train.
A
if
B
when

Slide 7 - Quiz

.... Carly eats, she usually eats healthy foods.
A
If
B
When

Slide 8 - Quiz

I'm leaving for London now. I'll call you ... I get there.
A
if
B
when

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Link

Slide 11 - Slide