Samenstellingen

Terugblik vorige week
- Hoofdletters en leestekens
- Samenstellingen met werkwoorden en zelfstandige naamwoorden 

Nieuw: 
- Samenstellingen met tussenletter -e, -en of -s
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Terugblik vorige week
- Hoofdletters en leestekens
- Samenstellingen met werkwoorden en zelfstandige naamwoorden 

Nieuw: 
- Samenstellingen met tussenletter -e, -en of -s

Slide 1 - Slide

Samenstellingen
  • Woorden die één ding of begrip vormen schrijf je aan elkaar

Platte grond
is niet hetzelfde als een plattegrond.
'Er is een weeralarm' is wat anders dan 'er is weer alarm'.

In sommige gevallen maakt het verkeerd schrijven van een samenstelling echt wel verschil...

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Aan elkaar of los

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Wat is inhoudelijk het verschil tussen:

lange afstandsloper / langeafstandsloper

Slide 8 - Open question

Langeafstandsloper
(iemand die lange afstanden loopt)
Lange afstandsloper
(zegt iets over lengte van de loper)

Slide 9 - Slide

Wat is inhoudelijk het verschil tussen:
Rook worst / Rookworst

Slide 10 - Open question

Rookworst
Rook worst

Slide 11 - Slide

Tussenklanken
-en / -e / -s

Boek + week = boekenweek
Zon + schijn = zonneschijn
Station + straat = stationsstraat

Maar waarom?

Slide 12 - Slide

Tussenklanken
-en
Je schrijft een tussen -en als:
  • Het eerste deel een zelfstandig naamwoord is én een meervoud heeft op -en

Boek + kast= boekenkast (boek is een zelfst. nw. en meervoud op -en)

Slide 13 - Slide

Tussenklanken
Je schrijft een tussen -en als:
  • Het eerste deel een zelfstandig naamwoord is én een meervoud heeft op -en

Fiets + stalling = fietsenstalling
Kat + bak = kattenbak
Pan + koek = pannenkoek

Slide 14 - Slide

Tussenklanken
Je schrijft een tussen -als het eerste deel:
  • Geen zelfstandig naamwoord is
  • Een meervoud heeft op -s of een dubbel meervoud heeft
  • Geen meervoud heeft
  • Uniek is
  • Een versterkende betekenis heeft 

Slide 15 - Slide

Tussenklanken

Zon + straal = zonnestraal (zon is uniek)
Gedachte + gang = gedachtegang (meervoud op s)
Beer + sterk = beresterk (beer is een versterkende betekenis )
Tarwe + brood = tarwebrood (tarwe heeft geen meervoud)
Knars + tanden = knarsetanden (knars is geen zelfst. nw) 
Tekst

Slide 16 - Slide

Tussenklanken
Je schrijft een tussen s als je een tussen -s hoort.

Landing + baan = landingsbaan
Station + gebouw = stationsgebouw

Als je twijfelt kan je het tweede deel vervangen voor een ander woord. station+ hal = stationshal

Slide 17 - Slide

Klant + service =
A
Klanteservice
B
Klantenservice

Slide 18 - Quiz

Tijd + verschil =
A
Tijdenverschil
B
Tijdsverschil

Slide 19 - Quiz

Zon + bloem =
A
Zonnebloem
B
Zonnenbloem

Slide 20 - Quiz

Fiets + maker =
A
fietsenmaker
B
Fietsmaker

Slide 21 - Quiz

Gebruiker + naam =
A
Gebruikersnaam
B
Gebruikernaam

Slide 22 - Quiz

Blind + darm =
A
Blindendarm
B
Blindedarm

Slide 23 - Quiz