4T Fictie

Fictie
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Fictie

Slide 1 - Slide

fictie
non-fictie
tijdschriftartikel
gedicht
tekst op Wikipedia
journaal
toneelstuk
leesboek

Slide 2 - Drag question

Dit maakt een verhaal realistisch
Dit maakt een verhaal niet-realistisch
Mensen lijken echt in wat ze doen en zeggen.
De wereld waarin het verhaal zich afspeelt is verzonnen.
Er komen verzonnen wezens / fantasiefiguren voor.
Er komen mensen / plaatsen voor die echt hebben bestaan.
De gebeurtenissen zijn in werkelijkheid ook mogelijk.

Slide 3 - Drag question

Als het perspectief bij de ik-persoon ligt, waar kom je dan het meest over te weten?
A
uiterlijke kenmerken
B
innerlijke kenmerken

Slide 4 - Quiz

Een realistisch verhaal is...
A
Harry Potter
B
Oorlogswinter
C
Pinkeltje
D
de biografie 'Johan Cruijff'

Slide 5 - Quiz

Hoeveel verhaallijnen kan een verhaal hebben?
A
1
B
2
C
5
D
daar zijn geen regels voor

Slide 6 - Quiz

Wat bedoelen we met 'verteltijd'
A
Hoe lang een verhaal duurt.
B
Hoe lang het duurt om een verhaal voor te lezen.
C
Hoe lang het duurt om een verhaal te schrijven.
D
Hoe lang het duurt om het verhaal te lezen.

Slide 7 - Quiz

Wat is géén karaktereigenschap?
A
vrolijk
B
enthousiast
C
klein
D
chaotisch

Slide 8 - Quiz

Na lang twijfelen besloot hij de lift te nemen. Hij kon op dat moment nog niet voorzien welke gevolgen dat had.
A
vertraging
B
flashback
C
vooruitwijzing
D
science fiction

Slide 9 - Quiz


Genre?
A
Avonturenroman
B
Historische roman
C
Psychologische roman
D
Science fiction

Slide 10 - Quiz


Genre?
A
Avonturenroman
B
Historische roman
C
Psychologische roman
D
Science fiction

Slide 11 - Quiz

Een schrijver vertelt met de gebeurtenissen mee.
A
Chronologisch
B
Niet- chronologisch

Slide 12 - Quiz

Wat is het verschil tussen een open en gesloten eind?

Slide 13 - Open question

Noem vijf genres

Slide 14 - Mind map


Hoe herken de de hoofdpersoon in een boek?
A
Komt het meest voor en heeft een doel.
B
Uitgebreid beschreven en het meest belangrijk.
C
Uitgebreid beschreven, beleef vanuit haar/hem.
D
Heeft probleem/opdracht/doel en komt het meest voor.

Slide 15 - Quiz

Hoe herken de de tijd in een verhaal, schrijf drie punten op.

Slide 16 - Open question

Als de vertelde tijd kort is en de verteltijd lang, dan is het verteltempo...
A
traag
B
normaal
C
snel

Slide 17 - Quiz

Wat is GEEN spanningstechniek.
A
vermoeden
B
bedreigende situatie
C
cliffhanger
D
open einde

Slide 18 - Quiz


Tot welk genre behoort dit boek?
A
psychologisch
B
science fiction
C
historisch
D
liefde

Slide 19 - Quiz


In een chronologisch boek zitten geen flash-backs.
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz


Een bijpersoon leer je heel goed kennen.
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quiz


Ik dacht: waarom kijkt hij me zo aan?
Wat is het perspectief?
A
ik-perspectief
B
hij-perspectief

Slide 22 - Quiz


Wat is een wisselend perspectief?
A
Je wisselt van IK- naar HIJ/ ZIJ-perspectief.
B
Je wisselt van hoofdpersoon.
C
Je wisselt van HIJ/ZIJ- naar IK-perspectief.

Slide 23 - Quiz

"Het verhaal komt heel echt op me over."
Dit is een ........ argument.
A
emotief argument
B
realistisch argument
C
argument over de opbouw
D
moreel argument

Slide 24 - Quiz

Een boek met een cliffhanger heeft een gesloten einde.
A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quiz