Fictie eindles

Welkom in de les
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom in de les

Slide 1 - Slide

Aan het einde van de les..
..hebben wij de behandelde stof van fictie herhaald;
..heb je ervaren wat er van je verwacht wordt op de toets.

Slide 2 - Slide

Fictie is:
A
Realistisch
B
Echt gebeurd
C
Verzonnen
D
Onrealistisch

Slide 3 - Quiz

Fictie

  1. Verzonnen
  2. Niet te controleren
  3. Er kunnen stukjes werkelijkheid inzitten, dit hoeft echter niet.
Non Fictie

  1. Niet verzonnen/ echt
  2. Controleerbaar
  3. Dit is de werkelijkheid

Slide 4 - Slide

De realismelijn
• de omgeving;
• de tijd;
• hoe personages met elkaar praten en omgaan;
• gedachten, bezigheden en problemen van personages;
• de ‘toevalligheid’ van de gebeurtenissen;
• fantasie-elementen;
• de afloop van het verhaal.


Slide 5 - Slide

Fictie is verzonnen..
..Maar varieert van heel realistisch tot onrealistisch.


Slide 6 - Slide

Welke genres ken je al?

Slide 7 - Mind map

Slide 8 - Slide

Wat is geen vertelperspectief?
A
Ik-vertelperspectief 
B
Hij-/zij-vertelperspectief 
C
De verteller van het verhaal
D
Alwetende verteller 

Slide 9 - Quiz

Het vertel perspectief
• Ik-vertelperspectief – de gebeurtenissen worden verteld door een personage in de ik-vorm. 
• Hij-/zij-vertelperspectief – de gebeurtenissen worden in hij- of zij-vorm verteld.  Deze persoon is aanwezig is in alle scènes van het verhaal.
• Alwetende verteller – de alwetende verteller weet alles van alle personages en gebeurtenissen. 

Slide 10 - Slide

Hoofdpersoon

  1. Hier kom je het meest over te weten;
  2. Het grootste deel van het verhaal beleef je vanuit hem/ haar;
  3. Heeft vaak een probleem of een opdracht.

Bijfiguren

  1. Minder belangrijk in het verhaal;
  2. Vaak gaat het om een helper of een tegenstander.

Slide 11 - Slide

Welke spanningstechnieken kan je benoemen?

Slide 12 - Open question

Spanningstechnieken
Open plekken 
• Uitstel
• Vermoeden opwekken
•  Onverwachte wending
• De hoofdpersoon bevindt zich in een bedreigende situatie of omgeving.
• Een hoofdstuk eindigt met een cliffhanger


Slide 13 - Slide

Beeldspraak
Vergelijkingen met als
Hij ging er als een haas vandoor.
Vergelijkingen zonder als
Je kamer lijkt wel een zwijnenstal.

Slide 14 - Slide

Bedenk een vergelijking met één van de twee vormen van beeldspraak die je geleerd hebt.

timer
1:00

Slide 15 - Open question

Beoordelingswoorden bij verhaal

Beoordelen wat het verhaal met je doet;


Beoordelen hoe realistisch je het vindt.

Slide 16 - Slide

Wat is een ander woord voor genre?
A
Spanningstechniek
B
Stijl
C
Beoordelingswoord
D
Karakter van de hoofdpersoon

Slide 17 - Quiz

Nog even oefenen!

Slide 18 - Slide

Welk genre hoort bij het volgende symbool?
A
Science Fiction
B
Horror
C
Dierenverhalen
D
Griezelverhalen

Slide 19 - Quiz

Welk genre hoort bij dit symbool?
A
Reizen
B
Geschiedenis
C
Romantisch
D
Oorlog

Slide 20 - Quiz

Welk genre hoort bij dit symbool?
A
Geschiedenis
B
Knutselen
C
Handleiding
D
Fantasy

Slide 21 - Quiz


A
Fictie
B
Non-Fictie

Slide 22 - Quiz


A
Fictie
B
Non-Fictie

Slide 23 - Quiz


A
Fictie
B
Non-Fictie

Slide 24 - Quiz


A
Fictie
B
Non-Fictie

Slide 25 - Quiz

Verteltijd is:
A
De tijd die je nog hebt om het boek te lezen.
B
De tijd waarin het boek zich afspeelt.
C
De tijd dat je mag praten in de les.
D
De tijd dat de hoofdpersoon aan het woord is.

Slide 26 - Quiz

Met welke techniek kan de schrijver een verhaal spannend maken?
A
Cliffhanger
B
Geritsel in de bosjes

Slide 27 - Quiz

Wat is geen techniek om een verhaal spannend te maken?
A
Uitstel
B
Onverwachte wending
C
Open plekken
D
Gewelddadige scene

Slide 28 - Quiz

Leer voor je toets:
De gele vlakken van de blokken fictie;
De samenvatting;
Deze Lessonup.

Slide 29 - Slide

Bedankt voor jullie aandacht!
Zijn er nog vragen?

Slide 30 - Slide