This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
timer
10:00
Slide 1 - Slide
This item has no instructions
timer
10:00
Slide 2 - Slide
This item has no instructions
Standaardtekststructuur en onbekende woorden
Slide 3 - Slide
This item has no instructions
Lesdoel
Aan het einde van deze les
... laat ik je de antwoorden zien van de weektaak
... weet je wat een standaardtekststructuur is
Slide 4 - Slide
Vertel de leerlingen wat ze aan het eind van de les zullen hebben geleerd.
Programma
5 minuten starten
10 minuten voorlezen
10 minuten bespreken hoofdstuk 32 woorden en betekenissen
15 minuten nieuwe weektaak hoofdstuk 33 standaardtekststructuur
5 minuten afsluiten
Slide 5 - Slide
This item has no instructions
Laatste boek van het jaar
timer
10:00
Slide 6 - Slide
Let uit dat het boek niet in de mediatheek staat.
Dat je het gratis kunt downloaden op je telefoon als je lid bent van de bieb
Of luisterboek, ook gratis
WANT IEDEREEN TOT 18 JAAR IS GRATIS LID!
Vraag wie lid is, en biedt hulp aan als ze dat nog niet zijn.
timer
1:00
Noem een van de 5 manieren om achter de betekenis te komen van een onbekend woord.
Slide 7 - Mind map
This item has no instructions
Woordraadstrategieën
hoofdstuk 32 blz. 130
1. uitleg
2. synoniem
3. tegenstelling
4. samenstelling
5. zoeken naar een woord uit een andere taal.
Slide 8 - Slide
Leg de vijf woordraadstrategieën uit en zorg dat de leerlingen deze begrijpen.
1. Uitleg
Bij de strategie 'uitleg' kijk je naar de rest van de zin om te begrijpen wat het woord betekent.
Bijvoorbeeld: 'Ik heb een allergie voor pollen, door het stuifmeel kan ik niet buiten spelen'.
Het woord 'pollen' betekent dan waarschijnlijk stuifmeel.
Slide 9 - Slide
Geef de leerlingen een aantal voorbeelden van zinnen waarin ze de uitleg-strategie kunnen gebruiken. Laat ze zelf bedenken wat het onbekende woord betekent.
Bespreking hoofdstuk 32
woorden en hun betekenissen opdracht 1
a. fanatieke liefhebbers
b. verlaging van belasting
c. slechte
d. ziekelijke neiging om te stelen
e. op geen enkel tijdstip
f. schommelt, gaan heen-en-weer
Slide 10 - Slide
fanaten: lijkt op fan uit andere taal (5)
belastingverlaging: samenstelling van woorden die je kent (4)
negatieve: er staat een tegenstelling in de buurt (3), 'goede reacties'
kleptomanie, uitgelegd in de zin (1)
nimmer: nooit, synoniem (2)
fluctueert, uitgelegd in de zin (1)
Bespreking hoofdstuk 32
woorden en hun betekenissen opdracht 2
a. eigen antwoord
b. 'relatief' in verhouding tot iets anders
c. eigen antwoord
Slide 11 - Slide
a) is een bijwoord, het zegt iets van weinig. Mijn gok: relatief weinig: naar verhouding/woordenboek ±beperkt. niet vollei
b) is een bijvoegelijk naamwoord: het ligt eraan waarmee je het vergelijkt/woordenboek: bepaald door vergelijking met of beschouwd ten opzichte van iets anders, afhangende van iets anders ± betrekkelijk + absoluut
c) bijvoegelijk naamwoord: als je bedenkt dat het mooi weer is/woordenboek: in aanmerking genomen de mogelijkheden
Bespreking hoofdstuk 32
woorden en hun betekenissen opdracht 3
a. eigen antwoord
b. eigen antwoord
c. eigen antwoord
Slide 12 - Slide
Geef de leerlingen een aantal voorbeelden van zinnen waarin ze de uitleg-strategie kunnen gebruiken. Laat ze zelf bedenken wat het onbekende woord betekent.
Bespreking hoofdstuk 32
woorden en hun betekenissen opdracht 4
a. eigen antwoord
b. eigen antwoord
Slide 13 - Slide
Geef de leerlingen een aantal voorbeelden van zinnen waarin ze de uitleg-strategie kunnen gebruiken. Laat ze zelf bedenken wat het onbekende woord betekent.
Bespreking hoofdstuk 32
woorden en hun betekenissen opdracht 5 en 6
Krijg je aan het einde van de dag in LessonUp te zien via Magister.
Slide 14 - Slide
Geef de leerlingen een aantal voorbeelden van zinnen waarin ze de uitleg-strategie kunnen gebruiken. Laat ze zelf bedenken wat het onbekende woord betekent.
2. Synoniem
Bij de strategie 'synoniem' zoek je naar een ander woord met dezelfde betekenis.
Bijvoorbeeld: 'Mijn zus is gek op honden. Zelf heb ik niet zoveel op met die keffertjes. Het woord 'honden' betekent dan hetzelfde als 'keffertjes'.
Slide 15 - Slide
Laat de leerlingen zelf synoniemen bedenken voor een aantal woorden. Geef daarbij ook een aantal moeilijkere woorden.
Bespreking hoofdstuk 32
woorden en hun betekenissen opdracht 6 en 7
De antwoorden op de vragen van opdracht 6 krijg je later in Magister.
Wat had je bij opdracht 7?
Slide 16 - Slide
Geef de leerlingen een aantal voorbeelden van zinnen waarin ze de uitleg-strategie kunnen gebruiken. Laat ze zelf bedenken wat het onbekende woord betekent.
3. Tegenstelling
Bij de strategie 'tegenstelling' zoek je naar een woord met de tegenovergestelde betekenis. Bijvoorbeeld: 'Het is mijn kamer snel bedompt. Als ik een raam openzet, is er snel weer frisse lucht mijn kamer'.
Het woord 'bedompt' betekent dan 'zonder frisse lucht', het tegenovergestelde van 'frisse lucht'.
Slide 17 - Slide
Geef de leerlingen een aantal zinnen waarin ze de tegenstelling-strategie kunnen gebruiken. Laat ze zelf bedenken wat het onbekende woord betekent.
4. Samenstelling
Bij de strategie 'samenstelling' kijk je naar de verschillende delen van een woord om de betekenis te achterhalen. Bijvoorbeeld: 'Een woordenboek is een boek vol woorden'. Het woord 'woordenboek' bestaat dus uit 'woorden' en 'boek'.
Slide 18 - Slide
Laat de leerlingen een aantal samenstellingen bedenken en vraag wat de betekenis van het woord is.
5. Lijkt op een ander woord
Bij de strategie 'lijkt op een ander woord' zoek je naar woorden die erop lijken in bijvoorbeeld een andere taal.
Bijvoorbeeld: 'De ignorantie van de minister leidde tot onjuiste beslissingen.'
Slide 19 - Slide
Geef de leerlingen een aantal voorbeelden van zinnen waarin ze de gelijkenis-strategie kunnen gebruiken. Laat ze zelf bedenken wat het onbekende woord betekent.
Oefenen
Nu gaan we oefenen met het gebruik van woordraadstrategieën. Deze oefeningen horen bij je weekopdracht die aan het einde van de dag in je Magister staat.
Slide 20 - Slide
Geef de leerlingen een oefening waarbij ze de woordraadstrategieën moeten gebruiken. Bijvoorbeeld: 'Ik heb een ____ voor appels, ik eet ze bijna elke dag.' Het ontbrekende woord is 'voorliefde'.
Wat bedoelen we met standaardstekststructuur?
Slide 21 - Open question
This item has no instructions
Standaardtekststructuur
hoofdstuk 33 vanaf blz. 134
Dit hoofdstuk gaat over inleiding, middenstuk en slot.
Waarom is dat belangrijk?
Kijk en luister naar de uitleg en probeer het antwoord op die vraag op te schrijven.
Slide 22 - Slide
Laat de uitleg voorlezen, per alinea iemand aanwijzen.
Vraag hoe je de inleiding vindt, middenstuk en slot.
Laat het ze vinden op hun telefoon. https://chat.openai.com
Weektaak voor deze week
Wat: maak alle oefeningen van hoofdstuk 33
Hoe: in je schrift
Hulp: theorie blz. 134
Tijd: het moet volgende week maandag af
Resultaat: dit is je weektaak
Slide 23 - Slide
This item has no instructions
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 24 - Open question
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 25 - Open question
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 26 - Open question
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.
Straks
Spelling persoonsvorm tegenwoordige en verleden tijd