7.3 Eten

Lesdoelen

  • Verschil kunnen benoemen tussen voedingsmiddel en voedingsstof.
  • de 6 verschillende voedingsstoffen kunnen noemen, inclusief de groep waar ze bijhoren en waar ze in het lichaam voor worden gebruikt.
  • Kunnen uitleggen wat de schijf van vijf is en hoe deze wordt gebruikt.

1 / 13
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Lesdoelen

  • Verschil kunnen benoemen tussen voedingsmiddel en voedingsstof.
  • de 6 verschillende voedingsstoffen kunnen noemen, inclusief de groep waar ze bijhoren en waar ze in het lichaam voor worden gebruikt.
  • Kunnen uitleggen wat de schijf van vijf is en hoe deze wordt gebruikt.

Slide 1 - Slide

Wat zit er in je eten?

  • Alles wat je eet en drinkt zijn voedingsmiddelen.

  • Voedingsmiddelen bestaan uit voedingsstoffen.

  • Voedingsvezels zijn GEEN voedingsstoffen, maar zijn wel belangrijk!

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Groepen
  • Energierijke stoffen:
Koolhydraten en vetten.

  • Bouwstoffen:
Eiwitten, vetten, mineralen en water.

  • Beschermende stoffen:
Vitaminen en mineralen.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Te veel suiker
  • Eet je veel zoete voedingsmiddelen? Dan heb je sneller kans op tandbederf (cariës).

  • Bacteriën zetten de suikers om in een zuur.

Slide 7 - Slide

Te veel suiker
  • Poets met een tandpasta waar fluor in zit.

  • Fluor maakt het tandglazuur sterker.

  • Je verwijderd ook tandplak (kleverig laagje van bacteriën en voedselresten).

Slide 8 - Slide

Te veel vet
  • Als je jarenlang veel vette producten eet, neemt het cholesterolgehalte in het bloed toe. 

  • Cholesterol is een vetachtige stof.

  • Wanneer je veel vet binnen krijgt, hoopt cholesterol zich op in de bloedvaten.

Slide 9 - Slide

Cholesterol vernauwt bloedvaten

Slide 10 - Slide

Gezond gewicht
  • Hoeveel energie je nodig hebt, hangt van 3 dingen af;
  1. Leeftijd
  2. Geslacht
  3. Activiteit

  • Hoeveelheid energie geef je aan in kilojoule (kJ) of kilocalorie (kcal). 1 kJ = 0,23 kcal.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide