3HV H7 Paragraaf 1 Tijd is geld

Hoofdstuk 7
Ruilen over de tijd
1 / 15
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 7
Ruilen over de tijd

Slide 1 - Slide

7.1: Tijd is geld

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Je kunt rekenen met indexcijfers.

 Je kunt met behulp van indexcijfers conclusies trekken.

 Je kunt beredeneren hoe consumenten kunnen ruilen in de tijd en welke rol de (nominale en reële) rente daarbij speelt.

Slide 3 - Slide

Ruilen over de tijd

Ga je werken of studeren?


Investeren in menselijk kapitaal

Slide 4 - Slide

Sparen en lenen
nominale rente = de verandering van het spaargeld.
(Het rentepercentage dat de bank geeft of vraagt)

inflatie = hoeveel procent de goederen en diensten in een land gemiddeld zijn gestegen. 



Slide 5 - Slide

Sparen en lenen
nominale rente = de verandering van het spaargeld.

inflatie = hoeveel procent de goederen en diensten in een land gemiddeld zijn gestegen. 

reële rente = verandering van de koopkracht van het spaargeld.

Slide 6 - Slide

Sparen en lenen

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Indexcijfer berekenen


waarde jaar x       * 100 = indexcijfer jaar x 
waarde basisjaar 


Slide 9 - Slide

Wat is een indexcijfer?
A
Een gewogen gemiddelde met een wegingsfactor
B
Een getal die een exponentiële groei laat zien
C
Een getal dat een procentuele verandering laat zien
D
Cijfer zonder decimalen

Slide 10 - Quiz

Bij een indexcijfer is het basisjaar altijd
A
100%
B
1
C
100
D
1000

Slide 11 - Quiz


Wat is het indexcijfer van 2015?
A
90
B
91
C
92
D
93

Slide 12 - Quiz


Wat is het indexcijfer van 2016?
A
98,9
B
101,1
C
98
D
101

Slide 13 - Quiz


Wat is het indexcijfer van 2013?
A
94
B
95
C
96
D
97

Slide 14 - Quiz

Wat kun je met een indexcijfer?
A
procentuele afname aflezen
B
procentuele toename aflezen
C
procentuele verandering aflezen

Slide 15 - Quiz