Spelling 3.8 bk > i of ie
Opdracht in tweetallen:
a. Noteer het woord gitaar. Zet hierachter drie woorden waarbij je de ie-klank schrijft met een i.
b. Noteer het woord gieter. Zet hierachter drie woorden, waarbij je de ie-klank schrijft met een ie.
c. Vergelijk jouw woorden met die van een klasgenoot. Vul jouw woorden aan met de woorden van je klasgenoot.