3.7 + 3.8

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 3.7 + 3.8
1.
Lesopening
2.
Terugblik
3.
Lesdoel
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 3.7 + 3.8
1.
Lesopening
2.
Terugblik
3.
Lesdoel
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

1. Lesopening
Pak je boek van Nederlands op tafel op bladzijde 106.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

2. Terugblik
In blok 2 heb je geleerd hoe je woorden met korte klanken en lange klanken spelt als je ze langer maakt.

Wie kent deze regels nog?

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Woorden met lange klank verlengen
We hebben de volgende lange klanken: aa, oo, uu, ee
De regel:
Hoor je een lange klank aan het einde van een klankgroep, dan laat je een klinker weg als je het woord schrijft. 

Voorbeeld: één maan - twee manen (niet *maanen).
                           boom -twee bomen         
                           buur  -twee buren            
                           beer -  twee beren           

Slide 4 - Slide

Leerdoelen
- Je kent de regel voor het verlengen van woorden met een lange klank en één medeklinker aan het eind. 
- Je kunt deze regel toepassen op veelvoorkomende woorden.
Woorden met korte klank verlengen
We hebben de volgende korte klanken: e, a, i, u, o
De regel:
Hoor je een korte klank aan het einde van de klankgroep, dan komt er een medeklinker bij als je het woord schrijft.

Voorbeeld:           dop              doppen
                                   pet               petten

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

3. Lesdoel
Aan het eind van deze les weet je:
- hoe je verschillende woorden met korte en lange klanken goed spelt
- wanneer je woorden met een 'i' of 'ie' schrijft. 

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Klankgroepen
Je kunt een woord in stukjes verdelen. Elk stukje is een klankgroep. Een woord kan uit een of meer klankgroepen bestaan. 

Brood              brood                  een klankgroep
kroket             kro-ket                twee klankgroepen
hagelslag     ha-gel-slag       drie klankgroepen

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Hoeveel klankgroepen heeft het woord Beren
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel klankgroepen heeft het woord: woordenboek
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Welk woord is juist geschreven
A
kippenhok
B
kipenhok

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Welk woord is juist geschreven?

A
Melkflesen
B
Melkflessen

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Hoor je een korte klank, een lange klank of beiden?
Hommel
A
korte klank
B
lange klank
C
beiden

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Hoor je een korte klank, een lange klank of beiden?
Zeehond
A
Korte klank
B
Lange klank
C
Beiden

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

'i' of 'ie'?
Je hebt geleerd dat je de meeste lange klanken met twee klinkers schrijft. 

Dit kan bij 'i' niet.
De lange klank 'ie' schrijf je soms met 'ie' en soms met 'i'.
De spelling van deze woorden moet je uit je hoofd leren. 

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Voorbeelden
Liter
Gieter
Gitaar
Vakantie
Politie

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Het woord gitaar schrijf je met een 'i' bedenk zelf nog eens een woord waarbij je een 'ie' klank hoort, maar een 'i' schrijft.

Slide 16 - Mind map

This item has no instructions

Het woord gieter schrijf je met 'ie' bedenk zelf nog eens een woord waarbij je die 'ie' klant hoort en ook 'ie' schrijft.

Slide 17 - Mind map

This item has no instructions

6. Zelfstandig werken
Je maakt straks opdracht 16 en 17.

Vind je het nog lastig dan neem je deel aan het vragenuur Nederlands. 

Ben je klaar?
Dan stuur je mij de foto's door en krijg je de antwoorden. 

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

7. Evaluatie
Wat is het verschil tussen een korte en een lange klank?
Hoe maak je het woord pot langer?
En het woord plaat?

Hoe bepaal je of je een 'i' of een 'ie' schrijft?



Slide 19 - Slide

This item has no instructions