Romeinen toetsbespreking

Bij het einde van de timer
  • Stil
  • Ipad plat op tafel
  • Mobieltje weg
Klassenregels:
  • We gaan tijdens de les niet naar de wc
  • We blijven van elkaar af
  • Tijdens de les is het stil
  • We letten op ons taalgebruik
timer
5:00
H.O.P.E
Hoop voelde voor mij altijd als iets zinloos. Een soort vaag vermoeden dat het allemaal wel goed gaat worden. Waanbeelden van zo'n optimist die niets van het leven begrepen heeft. Tot ik de afkorting H.O.P.E tegenkwam. Hold On Pain Ends. De wereld wordt misschien niet perfect, maar de pijn, de wanhoop van dit moment zal overgaan. Dat vertrouwen gaf mij de kracht om weer verder te gaan.
Christine, 15 jaar
1 / 13
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 13 slides, with text slides.

Items in this lesson

Bij het einde van de timer
  • Stil
  • Ipad plat op tafel
  • Mobieltje weg
Klassenregels:
  • We gaan tijdens de les niet naar de wc
  • We blijven van elkaar af
  • Tijdens de les is het stil
  • We letten op ons taalgebruik
timer
5:00
H.O.P.E
Hoop voelde voor mij altijd als iets zinloos. Een soort vaag vermoeden dat het allemaal wel goed gaat worden. Waanbeelden van zo'n optimist die niets van het leven begrepen heeft. Tot ik de afkorting H.O.P.E tegenkwam. Hold On Pain Ends. De wereld wordt misschien niet perfect, maar de pijn, de wanhoop van dit moment zal overgaan. Dat vertrouwen gaf mij de kracht om weer verder te gaan.
Christine, 15 jaar

Slide 1 - Slide

Soort vraag: R
Aantal punten: 4
Vraag: 1
Noteer de betekenis van de volgende begrippen, schrijf eerst het begrip over op je blad.

-    Proletariërs
-    Dictator
-    Limes
-    Senaat

Antwoord:
  1. Bezitloze Romeinse burgers
  2. Alleenheerser
  3. Beschermde noordgrens van het Romeinse rijk
  4. Vergadering van rijke en belangrijke Romeinen. Zij namen alle belangrijke besluiten in het Romeinse rijk.

Slide 2 - Slide

Soort vraag: T1
Aantal punten: 2
Vraag: 2
Zet de volgende gebeurtenissen in de juiste volgorde, begin met wat er eerst kwam. Je hoeft alleen de letters op te schrijven.

a.    Keizer Constantijn laat zich dopen en is hiermee de eerste christelijke keizer.
b.    Julius Caesar wordt vermoord door senatoren.
c.    Rome verovert Griekenland.
d.    Bataafse opstand onder leiding van Julius Civilis.
e.    Splitsing van het Romeinse Rijk.


Antwoord:

C-D-B-A-E

Slide 3 - Slide

Soort vraag: T1
Aantal punten: 2
Vraag: 3
Lees de vier bestuursvormen.
A.    Koninkrijk.
B.    Democratie.
C.    Keizerrijk.
D.    Republiek.

Schrijf de letters van de bestuursvormen op de juiste plaats.

Het Romeinse Rijk was tot 500 v. Chr. een [...1...]. Daarna werd het een [...2...] en tenslotte een [...3...]. Het Romeinse Rijk is nooit een [...4...] geweest.


Antwoord:
1-A
2-D
3-C
4-B

Slide 4 - Slide

Soort vraag: T2
Aantal punten: 1
Vraag: 4
Bekijk bron 1
Welke uitspraak is juist?
A.    De Romeinen gebruikten dit soort munten niet, want zij deden alleen aan ruilhandel.
B.    In het noorden van Nederland zijn veel meer Romeinse munten gevonden dan in het zuiden van Nederland.
C.    De meeste van dit soort Romeinse munten zijn gevonden in de buurt van plaatsen waar vroeger castra en castella waren.
D.    In de omgeving van de Limes zijn nauwelijks Romeinse munten gevonden, omdat de Romeinen daar vrijwel nooit kwamen.


Antwoord:
C

Slide 5 - Slide

Soort vraag: I
Aantal punten: 3
Vraag: 5
Stel je drie Romeinse mannen voor:

1.    Claudius. Hij is 47 jaar oud. Hij bezit veel grond en veel slaven.
2.    Julius. Hij is een proletariër van 41 jaar oud.
3.    Antonius. Hij was boer, maar hij kon de concurrentie met Claudius niet volhouden. Daarom is hij naar de stad getrokken, in de hoop daar werk te kunnen vinden.

Geef aan of de zinnen hieronder goed of fout zijn. ( A= goed/ fout, B= goed/fout enz..)
A.    Claudius woont een groot deel van het jaar op het platteland.
B.    Julius woont in een insula.
C.    Antonius woont in een insula.
D.    Julius woont waarschijnlijk op het platteland.
E.    Claudius bezit waarschijnlijk een villa.

Antwoord:
A= Goed,    B= Goed/fout,    C=Goed,    D=Fout,     E=Goed

Slide 6 - Slide

Soort vraag: T2
Aantal punten: 1
Vraag: 6
Wat hadden de Hunnen en de Grote Volksverhuizing met elkaar te maken? Kies het juiste antwoord.

A.    De Hunnen waren nomaden, ze hadden dus geen vaste woonplaats. Overal waar ze kwamen, werden de volken die daar woonden bang en vluchtten. Omdat uiteindelijk veel volken op de vlucht waren, wordt deze periode de tijd van de Grote Volksverhuizing genoemd.
B.    De Hunnen zorgden ervoor dat alle volken die wilden verhuizen veel paarden kregen. Hierdoor konden ze sneller verhuizen. Voor de Hunnen was dat prettig, want zij hadden dan meer ruimte voor zichzelf. Voor de volken was het ook prettig, want zij hoefden minder moeite te doen om te verhuizen.
C.    Helemaal niets. Veel volken verhuisden, maar de Hunnen niet.
D.    Helemaal niets. De Hunnen waren al eeuwen dood toen de periode van de Grote Volksverhuizing begon.
E.    De Hunnen waren nomaden en dus hadden ze geen vaste woonplaats. Als je geen vaste woonplaats hebt, moet je dus steeds verhuizen. De Hunnen waren een volk, en als een volk steeds verhuist, is er dus een volksverhuizing.

Antwoord:
A

Slide 7 - Slide

Soort vraag: I
Aantal punten: 3
Vraag: 7
Lees bron 2, 3 en 4.
Geef per bron aan of de bron een feit of een mening is, leg je keuze uit met een voorbeeld uit de bron.

Doe het zo: Bron 2 is een (feit/mening) want in de bron staat… doe dit ook voor bron 3 en 4.

Antwoord:
Bron 2: Mening
Bron 3: Mening
Bron 4: feit

Slide 8 - Slide

Soort vraag: I
Aantal punten: 3
Vraag: 8
Bekijk bron 5.
Bij welk begrip dat je hebt geleerd dit hoofdstuk past deze afbeelding het best?

Doe het zo:
Ik zie op de afbeelding ….
Dit betekent…..
Hieruit concludeer ik dat deze afbeelding past bij het begrip …. , omdat….


Antwoord:
Ik zie op de afbeelding: torens, rivieren, landkaart
Dit betekent: Dat de grens (langs het water) beschermd wordt
Hieruit concludeer ik: dat deze afbeelding bij de limes passen, omdat dit de beschermde noordgrens van Romeinse rijk was.

Slide 9 - Slide

Soort vraag: R
Aantal punten: 3
Vraag: 9
In het Romeinse Rijk kon je op drie manier slaaf worden. Welke drie manieren waren dat?

Antwoord:
  1.  Als je tijdens de oorlog gevangen werd genomen, kon je verkocht worden als slaaf.
  2. Als je geboren werd van een slaven moeder
  3.  Als je de schulden niet meer kon betalen.

Slide 10 - Slide

Soort vraag: T1
Aantal punten: 2
Vraag: 10

Bekijk bron 6.
Leg met een voorbeeld uit de bron uit dat deze afbeelding goed past bij het begrip romanisering.

Antwoord:
De mannen dragen Romeinse toga's
- of -
De man wil een Aquaduct bouwen, omdat dit Romeins zou zijn

Romanisering betekent het overnemen van de Romeinse cultuur door overwonnen volken, dat is wat je hier terug ziet.

Slide 11 - Slide

Soort vraag: T2
Aantal punten: 4
Vraag: 11
Je hebt vier Romeinse leiders leren kennen: Constantijn, Nero, Caesar en Augustus. Kies bij elke omschrijving de juiste naam.
a. Hij was geen keizer, als enige van de vier.
b. Hij liet het christendom toe in zijn rijk.
c. Hij liet christenen vervolgen en zwaar straffen.
d. Hij was de vijfde Romeinse keizer.
e. Hij was de eerste Romeinse keizer.
f. Hij werd christen.
g. Hij nam wraak op de moordenaars van Caesar.
h. Hij veroverde grote gebieden voor de Romeinen.



Antwoord:
Constantijn: B -F
Nero: C-D
Caesar: A-H
Augustus: E-G

Slide 12 - Slide

Soort vraag: R
Aantal punten: 2
Vraag: 12

Het christendom was lange tijd in verboden in het Romeinse Rijk, Leg uit waarom de Romeinen deze godsdienst verboden hadden.


Antwoord:

Omdat de Christenen maar in één god geloven, en de Romeinen in meerdere

Slide 13 - Slide