Dag 4

Disk 2022 Verliefd zijn en houden van roze
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Disk 2022 Verliefd zijn en houden van roze

Slide 1 - Slide

mama
  • de moeder
  • mam
  • mama < -- > papa
  • de mama - de mama's
  • zin: Mama, wil je me helpen?
19

Slide 2 - Slide

de mens
  • de persoon 
  • de mens - de mensen
  • zin: Zij is een lief mens.
  • zin: Ik zie veel mensen in het centrum van de stad.
20

Slide 3 - Slide

met
  • samen 
  • iets of iemand erbij
  • zin: Ik wil graag een patatje met, alstublieft!
  • zin: Ik ga met mijn vriend naar het zwembad. 
21

Slide 4 - Slide

misschien
  • ik weet het niet zeker 
  • zou kunnen
  • zin: Zij gaat misschien verhuizen.
  • zin: Ik weet misschien waar het boek ligt.
22

Slide 5 - Slide

niemand
  • geen persoon 
  • tegenstelling:
    niemand < -- > iemand
  • zin: Er is niemand in de klas.
  • zin: Niemand weet het antwoord.
23

Slide 6 - Slide

niet
  • een woord om te ontkennen (= nee zeggen)
  • geen
  • zin: Weet jij waar mijn sleutels zijn? Nee, ik weet het niet.
  • zin: Ik ben niet verliefd.
24

Slide 7 - Slide

Mijn ... is de liefste moeder van de wereld.
19
A
papa
B
opa
C
oma
D
mama

Slide 8 - Quiz

Mijn zus en ik hebben dezelfde papa en ...
19

Slide 9 - Open question

Maak een goede zin
met het woord '(de) mens'.

20
timer
1:30

Slide 10 - Open question

Een vis is een dier. Een leerling of docent is een ...
20
A
mens.
B
vrucht.
C
liefje.
D
aardig.

Slide 11 - Quiz

... wie ga jij naar de bioscoop?
21
A
Uit
B
Bij
C
Met
D
Van

Slide 12 - Quiz

Vandaag ga ik ... mijn vriendin naar de stad.
21

Slide 13 - Open question

Wat is goed geschreven?
22
A
misgien
B
miesschien
C
misschin
D
misschien

Slide 14 - Quiz

Ik weet het nog niet zeker of ik tijd heb, maar .... ga ik vanavond op de bank een filmpje kijken.
22
A
evenveel
B
nieuwsgierig
C
misschien
D
wel

Slide 15 - Quiz

... wil met mij vanavond naar de bioscoop.
23
A
Niemand
B
Mens
C
Niet
D
Wel

Slide 16 - Quiz

Maak een goede zin met het woord 'niemand'.
23

Slide 17 - Open question

Ik ga volgende week ... naar school.
24
A
geen
B
wel
C
niet
D
niks

Slide 18 - Quiz

Wat is goed?
24
A
neit
B
niet
C
niett
D
nieit

Slide 19 - Quiz