Dag 3

Dag 3
  • lachen
  • het liefje
  • maar
  • de mama
  • de mens
  • met
  • misschien 
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Dag 3
  • lachen
  • het liefje
  • maar
  • de mama
  • de mens
  • met
  • misschien 

Slide 1 - Slide

lachen (ww)
  • vrolijk geluid
  • als iets grappig/leuk is

  • TT - ik lach - jij lacht - wij lachen
  • VT - ik lachte - wij lachten
  • VTD - ik heb gelachen

  • zin: Zij lacht niet altijd om zijn grapjes. 
16

Slide 2 - Slide

het liefje (znw)
  • de persoon van wie je houdt.
  • de persoon met wie je een relatie hebt.
  • schatje 

  • zin: Ik ga met mijn liefje naar de bioscoop.
17

Slide 3 - Slide

maar (voegwoord)
  • zin: Ik moet naar school, maar ik ben ziek.
  • zin: Ik wil een iPhone kopen, maar ik heb geen geld
  • zin: De zon schijnt, maar het is nog wel koud.

  •  gewone volgorde 1 - 2 - 3 
18

Slide 4 - Slide

mama (znw)
  • de moeder
  • mam
  • de mama - de mama's

  • zin: Mama, wil je me helpen?
19

Slide 5 - Slide

de mens (znw)
  • de persoon 
  • de mens - de mensen

  • zin: Zij is een lief mens.
  • zin: Ik zie veel mensen in het centrum van de stad.
20

Slide 6 - Slide

met (vz)
  • samen met iets of iemand.

  • zin: Ik wil graag een patatje met, alstublieft!
  • zin: Ik ga met mijn vriend naar het zwembad. 
21

Slide 7 - Slide

misschien
  • zou kunnen
  • niet zeker 

  • zin: Zij gaat misschien verhuizen.
  • zin: Ik weet misschien waar het boek ligt.
22

Slide 8 - Slide

16
Waar lach jij om?

Slide 9 - Mind map

Leerlingen ... als de juf
Arabisch praat.
16
A
kennen
B
lachen
C
kenen
D
laggen

Slide 10 - Quiz

Mijn broer heeft een nieuw ...
17
A
lievje.
B
vriendinnetje.
C
liefje.
D
vriendinetje.

Slide 11 - Quiz

Ik ga samen met mijn ... romantisch uit eten en daarna naar de bioscoop.
17
A
buurman
B
vrienden
C
zus
D
liefje

Slide 12 - Quiz

Ik heb zin om naar de bioscoop te gaan, ... mijn vriend heeft geen zin.
18
A
want
B
maar
C
omdat
D
als

Slide 13 - Quiz

Maak een zin met het voegwoord 'maar'.
18

Slide 14 - Open question

Mijn ... is de liefste moeder van de wereld.
19
A
papa
B
opa
C
oma
D
mama

Slide 15 - Quiz

Mijn zus en ik hebben dezelfde papa en ...
19

Slide 16 - Open question

Maak een goede zin
met het woord '(de) mens'.

20
timer
1:30

Slide 17 - Open question

Een vis is een dier. Een leerling of docent is een ...
20
A
mens.
B
vrucht.
C
liefje.
D
aardig.

Slide 18 - Quiz

... wie ga jij naar de bioscoop?
21
A
Uit
B
Bij
C
Met
D
Van

Slide 19 - Quiz

Vandaag ga ik ... mijn moeder naar de stad.
21

Slide 20 - Open question

Wat is goed?
22
A
misgien
B
miesschien
C
misschin
D
misschien

Slide 21 - Quiz

... ga ik vanavond op de bank een filmpje kijken?
22
A
Evenveel
B
Nieuwsgierig
C
Misschien
D
Wel

Slide 22 - Quiz