v4 - di121124

1 / 18
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Qu'est-ce qu'on va faire?
  • Interroger
  • Corriger
  • Lire
  • Les devoirs
But: inzetten van signaalwoorden om een tekst beter te kunnen begrijpen

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Interroger
  1. le cours - de les
  2. discuter de - discussiëren / overleggen / hebben over
  3. se balader - wandelen
  4. l'imagination - de fantasie
  5. pas de soucis! - geen zorgen / probleem
  6. le truc - het ding 
  7. regretter - spijt hebben van
  8. garer - parkeren

Slide 4 - Slide

Interroger
  1. le cours
  2. discuter de
  3. se balader
  4. l'imagination
  5. pas de soucis! 
  6. le truc
  7. regretter
  8. garer

Slide 5 - Slide

Corriger
Ex. 6, 7 et 8

Slide 6 - Slide

signaalwoorden (FA)

Slide 7 - Mind map

verbind het signaalwoord met de juiste vertaling
daarentegen
dus
echter/ toch
om die reden/ daarom
vanwege/door
maar
bijvoorbeeld
en
par contre
donc
pourtant
c'est pourquoi
à cause de
mais
par exemple
et

Slide 8 - Drag question

Opsomming
Reden
Tegenstelling
Conclusie
car
mais
par contre
donc
en plus
au contraire
comme
ensuite
alors
d'abord
puis
parce que
bref
cependant

Slide 9 - Drag question

Signaalwoorden
opsomming
reden
gevolg
tegenstelling
doel
conclusie
c'est pourquoi, car
en plus, aussi, ensuite
Alors
mais, par contre
pour (om te)
enfin, bref, donc

Slide 10 - Drag question

Zet de signaalwoorden in de juiste volgorde
Signaalwoorden (mots connecteurs)
d'abord
ensuite
enfin

Slide 11 - Drag question

Welk signaalwoord past?
Je suis fatigué, ______ je dois travailler.
A
comme
B
donc
C
puis
D
mais

Slide 12 - Quiz

Welk signaalwoord past?
D'abord on a mangé, ______ on a fait du sport.
A
donc
B
par contre
C
puis
D
alors

Slide 13 - Quiz

Welk signaalwoord past?
J'aime l'école, ______ j'espère que les vacances ne dureront pas trop longtemps.
A
donc
B
mais
C
ensuite
D
par contre

Slide 14 - Quiz

Werkwoorden
Signaalwoorden
Gagner
Envoyer
En plus
bref
décider

Slide 15 - Drag question

Kies minstens 3 verbanden. Maak per verband twee zinnen. Gebruik verschillende signaalwoorden.

Slide 16 - Open question

Lire ex. 9
  • Keuze:
  1. alles zelfstandig
  2. gezamenlijke instructie, opdrachten maken zelfstandig
  3. alles gezamenlijk

Slide 17 - Slide

Les devoirs
Mardi le 19 novembre

Apprendre: blokje regarder et lire
Faire: ex. 9


Slide 18 - Slide