les 25/6: tekstverbanden + feit, mening argument

Aan het eind van deze les:
- weet je wat je bij lezen § 1, 2, 3 en 4 hebt gedaan
- kun je feiten, meningen, standpunten en argumenten herkennen 

Leg je laptop op tafel
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Aan het eind van deze les:
- weet je wat je bij lezen § 1, 2, 3 en 4 hebt gedaan
- kun je feiten, meningen, standpunten en argumenten herkennen 

Leg je laptop op tafel

Slide 1 - Slide

oefentoets bespreken

Slide 2 - Slide

Feit, mening, argument
  • Feit: kun je controleren
  • Mening/standpunt: wat iemand van iets vindt
Herken je vaak aan signaalwoorden: ik vind, volgens mij, lijkt mij
  • Argument: als iemand zegt waarom hij een bepaalde mening heeft, gebruikt hij/zij argumenten
Herken je vaak aan signaalwoorden als want, omdat, immers en namelijk

In alle lokalen moet een klok hangen (mening), want we mogen niet meer kijken hoe laat het is op onze telefoon (argument).

Slide 3 - Slide

Feiten en meningen
In welke drie tekstsoorten verwacht je vooral feiten?


  1. een atlas
  2. een beoordeling van iets op internet
  3. het weerbericht
  4. ingezonden brief
  5. recensie over de musical Aladdin
  6. uitnodiging schoolfeest





Slide 4 - Slide

Feiten en meningen 
In welke drie tekstsoorten verwacht je vooral meningen (en argumenten)?


  1. een atlas
  2. een beoordeling van iets op internet
  3. het weerbericht
  4. ingezonden brief
  5. recensie over de musical Aladdin
  6. uitnodiging schoolfeest





Slide 5 - Slide

Zijn de zinnen uit de tekst meningen of argumenten? Sleep naar de juiste plaats. (2 p) T1

Mening
Argument
Overheden van bosrijke landen moeten daarom hun bossen beschermen.
Alleen op die manier kunnen de bossen gered worden.

Slide 6 - Drag question

STANDPUNT
ARGUMENT
Dat optreden van die beroemde band lijkt me echt iets voor jou.
Jij bent namelijk zo’n grote fan van hen.
Omdat sommigen het niet begrepen, 
bood mevrouw Bisschop een extra uitlegmoment aan.

Slide 7 - Drag question

STANDPUNT
ARGUMENT
Jos kon geen nieuwe schoenen kopen, 
want zijn zakgeld was op.
Aangezien Kyra een witte jas aan had,  
wilde zij niet door de modder fietsen.

Slide 8 - Drag question

Standpunt
Standpunt
Argument
Argument
dus
want

Slide 9 - Drag question

Roken is ongezond.
Roken stinkt.
Roken is slecht voor je, omdat je er een stinkende adem van krijgt.
Mening
Feit
Argument

Slide 10 - Drag question

opsomming
tegenstelling
reden/ argument
conclusie
kortom
ten eerste
omdat
want
dus
hoewel
vervolgens
echter

Slide 11 - Drag question

Noteer de mening en de en de argumenten uit alinea 6
Mening 
Argumenten
Via fitness een gespierd lichaam krijgen, is erg moeilijk.
Het kost veel tijd
Het kost veel moeite
je moet er aanleg voor hebben

Slide 12 - Drag question

Hieronder zie korte teksten met een standpunt en een argument. Sleep alleen het argument. Bepaal of het een objectief argument is of een subjectief argument.
objectief
subjectief
De kans is erg klein dat je iets wint bij de Postcodeloterij.
Je kunt er beter niet aan deelnemen.
Ik denk dat Mark Rutte de verkiezingen gaat winnen.
Hij is immers veruit de beste in de debatten.
Omdat je met een scooter een grotere kans loopt op een ernstig ongeluk dan op een fiets,
lijkt het me verstandig scooters te verbieden.

Slide 13 - Drag question

Weet je nu:
- wat je bij lezen § 1, 2, 3 en 4 hebt gedaan?
- wat het onderscheid is tussen feiten, meningen, argumenten en standpunten? 


hf
Huiswerk

Slide 14 - Slide