Literatuur: beeldspraak

Welkom!

Ga rustig zitten, pak je roman en start met lezen.
timer
10:00
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!

Ga rustig zitten, pak je roman en start met lezen.
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Quiz beeldspraak (herhaling 2v)
Beeldspraak herhaling

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les..
  • ... kun je een omschrijving geven van beeldspraak.
  • ... weet je wat een vergelijking, metafoor en personificatie is.

Slide 3 - Slide


Welke vorm van beeldspraak herken je?
5) De klok vertelde me dat het hoog tijd was om naar bed te gaan.


A
metafoor
B
metoniem
C
personificatie
D
vergelijking

Slide 4 - Quiz

Beeldspraak
Beeldspraak is een vorm van figuurlijk taalgebruik. 


  • beeldspraak die berust op overeenkomst (ov) tussen het beeld (b) en iets uit de werkelijkheid, het object (o);

Slide 5 - Slide

Beeldspraak die berust op overeenkomst
  • vergelijking
  • metafoor
  • personificatie

Slide 6 - Slide

Beeldspraak
Tussen beeld (b) en object (o) is een overeenkomst (ov)

Ze worden vaak aan elkaar gekoppeld met een verbindingswoord (v): als, zoals, net als, evenals, lijkt wel... etc.

 Jaap (o) ging er als (v) een haas (b) vandoor.

Slide 7 - Slide

Vergelijking 
object                         verbindingswoord                             beeld

Hij heeft een geheugen             als                                    een olifant. 
Dat beeldje glimt                           als                                    een  diamant.
Hij is een boom                              van                                   een kerel.                               

Slide 8 - Slide

Metafoor
Alleen het beeld wordt genoemd (het object wordt weggelaten)

  • Ruim die zwijnenstal eerst naar eens op. (bedoeld wordt: je kamer)

  • Die engel bracht iedereen een kopje thee. (bedoeld wordt: een lief persoon)

Slide 9 - Slide

Metafoor
Gezegden en uitdrukkingen zijn vaak metaforen:

  • Ik heb met hem een appeltje te schillen. (bedoeld wordt: iets rechtzetten)

  • Hij heeft het achter zijn ellebogen. (bedoeld wordt: hij is niet eerlijk, achterbaks)

Slide 10 - Slide

Personificatie
Een voorwerp of abstract begrip krijgt menselijke eigenschappen:
  • De bomen fluisteren haar naam.
  • De zon legde een deken van stralen over de bergen.
  • De kozijnen schreeuwen om een verfbeurt.

Slide 11 - Slide

Zelf aan de slag
Maken: Cursus 4 (Taal), par. 5, opdr. 2 en 3.

Ben je klaar?
1. Huiswerk ander vak afmaken
2. Lezen in je literaire roman


Slide 12 - Slide

Ik weet wat beeldspraak is en kan het toepassen.
Ja
nee
Ik heb nog vragen.

Slide 13 - Poll