2htvtb: week 24 les 2 cursus 4 §5 Beeldspraak

week 24 les 1 - 2htvtb
timer
10:00

  • 10 minuten stillezen
  • Uitleg beeldspraak
  • Oefenen §4 Morfemen+§5 beeldspraak
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with text slides.

Items in this lesson

week 24 les 1 - 2htvtb
timer
10:00

  • 10 minuten stillezen
  • Uitleg beeldspraak
  • Oefenen §4 Morfemen+§5 beeldspraak

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Ik weet wat de functie van beeldspraak is.

Je kan een vergelijking, metafoor en personificatie herkennen.

Slide 2 - Slide

Beeldspraak
Beeldspraak is een vorm van figuurlijk taalgebruik. 


  • beeldspraak die berust op overeenkomst (ov) tussen het beeld (b) en iets uit de werkelijkheid, het object (o);

Slide 3 - Slide

Beeldspraak die berust op overeenkomst
  • vergelijking
  • metafoor
  • personificatie

Slide 4 - Slide

Beeldspraak
Tussen beeld (b) en object (o) is een overeenkomst (ov)

Ze worden vaak aan elkaar gekoppeld met een verbindingswoord (v): als, zoals, net als, evenals, lijkt wel... etc.

 Jaap (o) ging er als (v) een haas (b) vandoor.

Slide 5 - Slide

Vergelijking 
object                         verbindingswoord                             beeld

Hij heeft een geheugen             als                                    een olifant. 
Dat beeldje glimt                           als                                    een  diamant.
Hij is een boom                              van                                   een kerel.                               

Slide 6 - Slide

Metafoor
Alleen het beeld wordt genoemd (het object wordt weggelaten)

  • Ruim die zwijnenstal eerst naar eens op. (bedoeld wordt: je kamer)

  • Die engel bracht iedereen een kopje thee. (bedoeld wordt: een lief persoon)

Slide 7 - Slide

Metafoor
Gezegden en uitdrukkingen zijn vaak metaforen:

  • Ik heb met hem een appeltje te schillen. (bedoeld wordt: iets rechtzetten)

  • Hij heeft het achter zijn ellebogen. (bedoeld wordt: hij is niet eerlijk, achterbaks)

Slide 8 - Slide

Personificatie
Een voorwerp of abstract begrip krijgt menselijke eigenschappen:
  • De bomen fluisteren haar naam.
  • De zon legde een deken van stralen over de bergen.
  • De kozijnen schreeuwen om een verfbeurt.

Slide 9 - Slide

Zelf oefenen
Wat: Maak cursus 4 §4 morfemen opdracht 2 t/m 4 p. 96-97 af en maak van  §5 beeldspraak opdracht 2-3 p. 98-99  
Hoe:  Individueel, maar je mag op fluisterniveau overleggen met degene die naast je zit. 
Hulp: Theorie uit je boek of internet.
Tijd: 15 min.
Uitkomst: Geoefend met morfemen
Klaar?
werk verder aan je brief 
timer
15:00

Slide 10 - Slide