§1 Herhaling leerjaar 1 §2 Variatie in woordgebruik
Startopdracht:
timer
10:00
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Start met de herhaling van leerjaar 1 in
het online boek (cursus 6, paragraaf 1). Klaar?
Log alvast in op LessonUp.
Start met paragraaf 2 in je boek.
§1 Herhaling leerjaar 1 §2 Variatie in woordgebruik
Startopdracht:
timer
10:00
Slide 1 - Slide
Je hebt de herhaling van leerjaar 1 (Formuleren) gemaakt.
Je weet wanneer je komma's schrijft.
Je kunt verwijswoorden correct gebruiken (hun/hun, die/dat, deze/dit).
Lesdoelen
Slide 2 - Slide
Planning deze week:
Maandag
4 november
dinsdag
5 november
donderdag
7 november
Formuleren §1: Herhaling leerjaar 1 afmaken
Formuleren §2: Variatie in woordgebruik
Leesboek: Bedrijf 3, scène 1.
Formuleren §3:
Variatie in zinsopbouw
Leesboek: Bedrijf 3, scène 2.
Slide 3 - Slide
In deze les gaan we:
1. Formuleren van leerjaar 1 herhalen. 2. De digitale opdrachten maken. 3. Starten met paragraaf 2: Variatie in woordgebruik.
4. Keuzes maken voor deze module. 5. Afronden en vooruitblikken.
Slide 4 - Slide
Waar ben je dankbaar voor?
Slide 5 - Slide
Startopdracht bespreken:
Je hebt een aantal onderdelen van Formuleren leerjaar 1 herhaald. Check in de komende vragen of je dit nog goed weet.
riënteren
Slide 6 - Slide
Iets onder woorden brengen
Iets uitdrukken in woorden
Daar horen in het Nederlands een aantal regeltjes en trucjes bij. Die behandelen we bij het onderdeel Formuleren.
Formuleren
=
Slide 7 - Slide
1. Zinnen correct begrenzen
Volledige, correcte zinnen bevatten leestekens. Deze kun je zien als een soort grenzen in een tekst, waardoor de tekst leesbaar wordt.
Een zin begint met een hoofdletter en eindigt met een leesteken(.!?)
Tussen twee persoonsvormen komt een komma. Toen ik van mijn fiets viel, ging mijn knie open.
Slide 8 - Slide
Welk leesteken hoort op de lege plek? Omdat Max en Mila dezelfde dingen leuk vinden ... gaan zij veel met elkaar om.
A
Een punt.
B
Een uitroepteken!
C
Een dubbele punt:
D
Een komma,
Slide 9 - Quiz
2. Verwijzen naar de- of het-woorden
Mannelijke en vrouwelijke woorden hebben 'de' als lidwoord. De tafel, de tuin, de lucht etc. Naar 'de-woorden' verwijs je met die en deze. Die tafel, deze tuin, die lucht.
Onzijdige woorden hebben 'het' als lidwoord: het huis, het flesje, het water etc. Naar 'het-woorden' verwijs je met dit en dat.Dat huis, dit flesje, dat water.
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Video
Welk verwijswoord hoort op de lege plek? Er is een wet aangenomen ... de verkoop van drones aan banden legt.
A
deze
B
die
C
dit
D
dat
Slide 13 - Quiz
Welk verwijswoord hoort op de lege plek? De ambulancechauffeur ... ik geholpen ben, is vandaag 50 jaar geworden.
A
waardoor
B
die mij
C
door wie
D
met wie
Slide 14 - Quiz
3.Verbanden tussen zinnen
Een duidelijke tekst bestaat uit zinnen die met elkaar verbonden zijn. Je kunt verbanden leggen door middel van signaalwoorden.
Slide 15 - Slide
Na het festival ging Dennis snel naar huis, ... hij moest de volgende dag vroeg op.
A
want (reden)
B
omdat (oorzaak)
C
daardoor (gevolg)
D
zodat (reden)
Slide 16 - Quiz
Ik heb op de vrijmarkt veel spullen verkocht; ... heb ik nu meer ruimte in mijn kasten.
A
zodat (reden)
B
daarna (chronologie)
C
daardoor (gevolg)
D
waardoor (gevolg)
Slide 17 - Quiz
Shania heeft meestal geen zin om te gaan zwemmen, ... het echt heel erg warm is.
A
zodat (reden)
B
tenzij (voorwaarde)
C
maar (tegenstelling)
D
waardoor (gevolg)
Slide 18 - Quiz
4.Trappen van vergelijking
Stellende trap
Vergrotende trap
Overtreffende trap
'Als mij' of 'dan ik'?
'Als' na stellende trap
'Dan' na vergrotende trap
Slide 19 - Slide
5.Lastige verwijswoorden
Hen/hun?
Hen als lijdend voorwerp en na een voorzetsel.
Hun als meewerkend voorwerp zonder voorzetsel.
Dat/wat (dat, datgene, alles, iets, niets, het enige, overtreffende trap, hele zin)
Waar+vz (dieren en dingen) > De kaart waarop ... vz+wie (mensen) -> De zus van wie...
Slide 20 - Slide
itvoeren
Wat?
Cursus 6 Formuleren §1 afmaken.
Hoe?
In het online boek, zelfstandig.
Hulp?
4 B's, LessonUp, oogje ->
Tijd?
Timer.
Uit-komst
Je hebt de lesstof over Formuleren van leerjaar 1 herhaald.
Klaar?
Verder in ons leesboek of zelf-standig starten met Formuleren paragraaf 2 (blz. 236-237).