Les 2 havo 4

1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 12 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Deze les:
- Boekkeuze periode 2
- Uitleg theorie Leesvaardigheid blok 2
- Nakijken startopdracht 1
- Nakijken woordenschat opdrachten 1 t/m 4
- Maken opdracht 3, p. 92-93 (moet volgende les af zijn)

Slide 2 - Slide

Theorie lezen blok 2: p. 131-149
Deel 1: Verbanden tussen tekstdelen - tekststructuur
(p. 131-134)
Hoe verbind je alinea's met elkaar?
1.
2.
3.
4.


Slide 3 - Slide

Theorie lezen blok 2
Hoe verbind je alinea's met elkaar?
1. Herhaling van woorden of woordgroepen
2. Signaalwoorden
3. Signaalzinnen
4. Overgangszinnen met een verwijzend woord


Slide 4 - Slide

1. Herhaling van woorden of woordgroepen
'Overlappers';
Woorden / woordgroepen / synoniemen uit de vorige alinea herhaal je aan het begin van de nieuwe alinea.
Voorbeeld:
Een bestaand misverstand is dat Fries ook een dialect is, maar dat is zeker niet waar. Het Fries is een echte taal.
         Dialecten zijn varianten van het Nederlands die in een bepaald gebied worden gesproken, bijvoorbeeld het Gronings of het Limburgs.


Slide 5 - Slide

2. Met signaalwoorden
Signaalwoorden zijn woorden of woordgroepen die alinea's verbinden. Het signaalwoord geeft aan om wat voor soort verband het gaat.
Voorbeeld:
Corona betekent voor veel beroepsgroepen dat zij zichzelf opnieuw moeten uitvinden.
      Zo staat de horeca voor de uitdaging klanten te behouden terwijl zij geen gasten mogen ontvangen, waardoor een michelinsterrenmaaltijd thuis laten bezorgen plots mogelijk is.
Zo = toelichtend verband


Slide 6 - Slide

3. Met signaalzinnen
Een alinea kan een aankondigende of terugblikkende signaalzin bevatten. Aankondigend (vaak laatste zin alinea) terugblikkend (vaak eerste zin van een alinea). Een combinatie is ook mogelijk. Voorbeelden:
1. Ik zal later in deze tekst een veelgehoord tegenargument nog uitleggen en weerleggen.
2. Ik heb eerder al een aantal belangrijke voordelen genoemd van minder vliegverkeer.
3. De oplossing die ik hiervoor al noemde, zal ik later nog toelichten.

Slide 7 - Slide

4. Overgangszinnen met een verwijzend woord
Verwijswoorden: Deze - die - dit - dat - zulke - dergelijke
Overgangszinnen: samenvattende zinnen aan het begin of einde van de alinea.
Voorbeeld:
Maar mensen hebben er wel vaak meer moeite mee om tegen hun intuïtie in te gaan dan tegen wat ze weten dat waar is, denkt Rissen.
         Dit is niet alleen op het gebied van bijgeloof zo, maar bijvoorbeeld ook bij zelfbeheersing en morele oordelen.

Slide 8 - Slide

Overzicht signaalwoorden en verbanden, p. 132-133

1. Tegenstellend verband
2. Opsommend verband
3. Oorzakelijk verband
4. Redengevend verband
5. Uitleggend/toelichtend verband


6. Concluderend verband
7. Samenvattend verband
8. Voorwaardelijk verband
9. Vergelijkend verband
10. Doel-middel verband
11. Chronologisch verband

Slide 9 - Slide

Nakijken startopdracht 1, p. 90-91

Slide 10 - Slide

Nakijken woordenschatopdrachten 1 t/m 4, p. 86-89


Slide 11 - Slide

Aan de slag
Maak nu opdracht 3 van Lezen blok 2, p. 93-94.

Af? Dan mag je lezen in je leesboek!

Slide 12 - Slide