Afsluitles

Hoeveel vertrouwen heb je in je biologie eindexamen?
😒🙁😐🙂😃
1 / 24
next
Slide 1: Poll
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Hoeveel vertrouwen heb je in je biologie eindexamen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 1 - Poll

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Overmatige consumptie van sushi is niet zonder gevaar. De Amerikaanse acteur Jeremy Piven moest in het ziekenhuis worden opgenomen nadat hij was flauwgevallen. Hij had last van duizelingen, evenwichtsstoornissen en geheugenproblemen.
Dokters stelden de diagnose kwikvergiftiging.
Sushi

Slide 4 - Slide


Opdracht 1:
Het centrale zenuwstelsel bestaat uit het ruggenmerg, de hersenstam, de kleine hersenen en de grote hersenen. 
Welk deel van het centrale zenuwstelsel is bij Piven door kwikvergiftiging beschadigd, waardoor hij geheugenproblemen had?
A
Ruggenmerg
B
Hersenstam
C
Kleine hersenen
D
Grote hersenen

Slide 5 - Quiz

Functie van de hersenen
Grote hersenen
  • bewuste waarnemingen
  • bewuste bewegingen
  • geheugen
Kleine hersenen 
  • coördineren bewegingen
Hersenstam
  • onbewuste processen.

Slide 6 - Slide

Het lichaam reageert soms zo sterk op een stof dat het meer te lijden
heeft van de reactie dan van die stof zelf. Er kan binnen enkele minuten
een anafylactische shock optreden: het lichaam reageert op het allergeen
door een grote hoeveelheid van de boodschapperstof histamine af te
geven. Hierdoor verwijden de bloedvaten, waardoor de bloeddruk heel
sterk daalt. Dit kan levensbedreigend zijn.
Een gewone wespensteek kan tot een anafylactische shock leiden. Ook
bepaalde voedingsmiddelen, zoals pinda’s of andere noten, en sommige
geneesmiddelen kunnen zo’n heftige reactie veroorzaken. 
Allergieën en anafylactische schock

Slide 7 - Slide


Opdracht 4
Mensen met allergieklachten krijgen ook het advies een EpiPen bij zich te dragen. Dit is een injectiespuit met adrenaline. Waardoor helpt dit tegen een anaflyactische shock? 

Slide 8 - Open question


Opdracht 5:
Diabetes-patiënten moeten vooral opletten met een epipen, omdat de bloedsuikerspiegel kan veranderen. op welke manier? 
A
De bloedsuikerspiegel zal toenemen
B
De bloedsuikerspiegel zal afnemen
C
De bloedsuikerspiegel blijft gelijk

Slide 9 - Quiz


Opdracht 6
Welk hormoon zou een diabetespatiënt kunnen inspuiten om het teveel aan glucose in het bloed op te lossen? Geef enkel de naam van dit hormoon zonder toelichting

Slide 10 - Open question

Mensen met een glutenvrij dieet wordt door de diëtiste geadviseerd om bakkerszout met extra jodium te gebruiken als zij zelf hun brood bakken. In de jaren zestig van de vorige eeuw werden bakkers verplicht
om jodiumhoudend zout toe te voegen aan het brood. Als we te weinig jodium binnenkrijgen, kunnen allerlei klachten ontstaan, zoals vermoeidheid, futloosheid en het koud hebben. Op de lange termijn zijn obstipatie, menstruatie- en vruchtbaarheidsstoornissen, spier- en gewrichtsklachten mogelijk. Jodium is een bestanddeel van het hormoon thyroxine. Bij kinderen kan jodiumtekort leiden tot groeiachterstand, verminderd leervermogen en in een enkel geval tot dwerggroei.

Brood: glutenvrij en jodiumrijk

Slide 11 - Slide


Opdracht 7:
Als er lange tijd een tekort aan jodium is, zal het hormoonstelsel proberen dit tekort te compenseren.  
Op welke wijze reageert het hormoonstelsel op dit tekort?
A
De hypofyse gaat remmende hormonen afgeven waardoor de bijnieren sterk in omvang gaan afnemen.
B
De hypofyse gaat remmende hormonen afgeven waardoor de schildklier sterk in omvang gaat afnemen.
C
De hypofyse gaat stimulerende hormonen afgeven waardoor de bijnieren sterk in omvang gaan toenemen.
D
De hypofyse gaat stimulerende hormonen afgeven waardoor de schildklier sterk in omvang gaat toenemen.

Slide 12 - Quiz

Jodium: onderdeel van thyroxine (T4)
  • Binas 89A: wordt gemaakt door schildklier (dus antwoord B of D)
  • Te kort aan jodium = te kort aan thyroxine
  • Signaal van hypofyse: stimuleren van schildklier 
  • Hierdoor zal schildklier in omvang toenemen

DUS: ANTWOORD D
Brood: glutenvrij en jodiumrijk

Slide 13 - Slide

Tijdens een onderzoek naar een nieuw medicijn, cytisine, tegen depressie zagen onderzoekers een opmerkelijke bijwerking. De muizen die het geneesmiddel geïnjecteerd kregen, aten allemaal minder dan de muizen uit het controle-experiment.



Roken maakt slank, maar stoppen met roken straks ook

Slide 14 - Slide


Opdracht 8: 
Noem een voorwaarde waaraan de muizen in het controle-experiment bij dit onderzoek moeten voldoen. Noteer ook hoe de muizen in het controle-experiment worden behandeld.

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Slide

Toen het verdachte gen was geanalyseerd, werd de volgorde van de nucleotiden van het normale TRPM1-gen vergeleken met die van het mutantgen van personen
met nachtblindheid. Bij een van die personen bleek een puntmutatie in het DNA te leiden tot een verandering in een RNA-codon voor glycine (GGG). Bij een puntmutatie is één stikstofbase door een andere stikstofbase vervangen. Mutatie van een van de drie stikstofbasen in het DNA verandert het genproduct van TRPM1.

Slide 17 - Slide


1. Welke van de drie G’s in het codon kan dan veranderd zijn?

Slide 18 - Open question

2. De aanwezigheid van welk nucleïnezuur in de cel geeft informatie over de activiteit van een gen? En welk proces wordt daarmee aangetoond?
Activiteit
Molecuul
RNA
DNA
Differentiatie
Genexpressie

Slide 19 - Drag question

Slide 20 - Slide

Onderzoekers hebben een groen fluorescerend eiwit gekoppeld aan een antistof die tegen de eiwitten gericht is van het gemuteerde TRPM1-gen. Bij binding zullen de cellen dus groen fluorescerend oplichten. De antistoffen worden  ingebracht in een petrischaal met weefsel van de patiënt.

Het blijkt dat de cellen van het netvlies groen oplichten, maar alle omliggende cellen van het vaatvlies bijvoorbeeld niet.  
n van de drie stikstofbasen in het DNA verandert het genproduct van TRPM1.

Slide 21 - Slide


3. Waarom lichten deze cellen in het preparaat niet op?
A
Omdat daarin geen expressie van het TRPM1-gen plaatsvindt.
B
Omdat daarin het TRPM1-gen ontbreekt.
C
Omdat ze geen eiwitten bevatten.
D
Omdat ze onbereikbaar zijn voor de antistoffen.

Slide 22 - Quiz


De antistoffen worden verzameld door een konijn in te spuiten met het gemuteerde TRPM1- eiwit. Dit dient dan als antigeen. De specifieke afweer van het konijn zal de antistoffen maken tegen het eiwit. 
5. Welke cellen maken deze antistoffen?
A
Granulocyten
B
T-lymfocyten
C
B-lymfocyten
D
Macrofagen

Slide 23 - Quiz

Wat nu? 


> OEFENENOEFENENOEFENEN

> Dankjewel voor dit geweldige jaar! 

> HÉÉL veel succes op je EXAMEN

Slide 24 - Slide