This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Grammatica woordsoorten
zww, kww & hww
Slide 1 - Slide
Grammatica
Bouwen aan de fundering van de opbouw van zinnen.
Zorgen dat je basis goed is, daarna kan je verder bouwen.
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Ontleden is:
in stukjes uit elkaar halen
die stukjes een naam geven
bijvoorbeeld
een uilebal ontleden = uitpluizen
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
ook een vorm van ontleden
Slide 6 - Slide
Zo kun je ook zinnen ontleden
Je kunt die stukjes een naam geven :
- woordsoorten benoemen is taalkundig ontleden
- de functie van het woord/de groep woorden (=zinsdeel) benoemen is redekundig ontleden
Zo kun je ook zinnen ontleden
Je kunt die stukjes een naam geven :
- woorden benoemen = taalkundig ontleden
- de functie van het woord/de groep woorden (=zinsdeel) benoemen = redekundig ontleden
Piet is conducteur
Slide 7 - Slide
lesdoelen
je herkent het ww-gezegde in een zin
je herkent koppelwerkwoorden
je kunt werkwoorden benoemen als hww, zww en kww
Slide 8 - Slide
jullie hebben geleerd over:
het werkwoordelijk gezegde
het naamwoordelijk gezegde
nu gaan we leren
hoe we de werkwoorden in dat gezegde kunnen
benoemen
redekundig ontleden
taalkundig ontleden
Slide 9 - Slide
Hoeveel werkwoorden zitten er in de volgende zin?
even testen:
Slide 10 - Slide
Alhoewel we allemaal graag naar Disneyland hadden willen gaan dit paasweekend, lijkt het ons toch beter om in groepjes van twee het dichtstbijzijnde tuincentrum te bezoeken.
A
2
B
3
C
4
D
5
Slide 11 - Quiz
Het gezegde kan uit 1 of meer werkwoorden bestaan, die we allemaal een eigen naam kunnen geven.
We zijn dan dus bezig met ontleden, en het
namen geven aan de woorden -> taalkundig ontleden
Slide 12 - Slide
3 verschillende werkwoorden
zww = zelfstandig werkwoord
kww = koppelwerkwoord
hww = hulpwerkwoord
Slide 13 - Slide
Zelfstandig Werkwoord (ZWW)
Heeft een heel duidelijke betekenis (het is een doe-woord).
Als een zin meerdere werkwoorden heeft,
staat het ZWW meestal achteraan.
Slide 14 - Slide
Koppelwerkwoord (KWW)
Zit er geen werkwoord met een duidelijke betekenis in de zin, dan moet er een kww staan, want: In een zin zit óf een ZWW óf een KWW. (Het is een zijn-woord)
zijn
worden
blijven
blijken
lijken
schijnen
heten
dunken
voorkomen.
(Toch wel heel handig om uit je hoofd te kennen!!!)
Slide 15 - Slide
Hulpwerkwoord (HWW)
Alle werkwoorden die nu nog over zijn, zijn hulpwerkwoord
Kenmerken:
komen dus voor in zinnen met meer dan 1 werkwoord
helpen om het gezegde te maken.
Slide 16 - Slide
Samengevat
1. zoek het belangrijkste werkwoord
2. dat is of een zww of een kww (doe- of zijn-woord)
3. als er meer werkwoorden in de zin staan, staat dat zww of kww achteraan
4. alle overige werkwoorden in de zin zijn hww
Slide 17 - Slide
Zij heeft haar fiets zelf GEREPAREERD.
A
HWW
B
ZWW
C
KWW
Slide 18 - Quiz
Zij HEEFT haar fiets zelf gerepareerd.
A
HWW
B
ZWW
C
KWW
Slide 19 - Quiz
Rieke is donderdag ziek GEWORDEN.
A
HWW
B
ZWW
C
KWW
Slide 20 - Quiz
Alles begrepen? Test jezelf en sleep de rode vakjes naar de bijbehorende werkwoorden!
Mevrouw Witteveen zou wel eens grappig kunnen zijn.