1. Noteer het rijtje van 'avoir' = hebben.
2. Als je het voltooid deelwoord wilt maken bij werkwoorden op -er, dan doe je het volgende.
- Je haalt -er van het werkwoord af. Je houdt de stam over.
- Je plakt + é achter het werkwoord.
Als je de vorm van avoir en het voltooid deelwoord opschrijft, heb je de passé composé.