Laagland cursus 9 les 4, §3.1 - §3.6 versie 2

Laagland, Cursus 9, les 4
H3, Literaire ontwikkelingen  
§3.1 Schrijver en publiek
 §3.2 Nederlandse Renaissanceliteratuur
 §3.3 Emblematiek
 §3.4 Didactische verhalen
 §3.5 Liederen en liedboeken 
 §3.6 Sonnet


1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Laagland, Cursus 9, les 4
H3, Literaire ontwikkelingen  
§3.1 Schrijver en publiek
 §3.2 Nederlandse Renaissanceliteratuur
 §3.3 Emblematiek
 §3.4 Didactische verhalen
 §3.5 Liederen en liedboeken 
 §3.6 Sonnet


Slide 1 - Slide

Programma
  • bespreking huiswerk:
    - maak de controlevragen 14 t/m 19;
    - maak opdracht 4, p. 86.
  • Bespreken H3, Literaire ontwikkelingen in de 16e/17e eeuw, §3.1 t/m §3.6
  • Aan de slag: A Leeropdrachten,  p. 83 verwerkingsboek

Slide 2 - Slide

antwoorden controlevragen 14 en 15
14. Twee redenen die ervoor zorgden dat de ideeën zich gemakkelijk konden verspreiden, waren allereerst de drukpers en ten tweede het reizen van schrijvers en kunstenaars van en naar Italië.


15. Renaissanceschrijvers werkten volgens het (drieledig) principe: De voorschriften van de klassieke Romeinse schrijvers: werden vertaald (translatio), nagevolgd (imitatio) en overtroffen (aemulatio).

Slide 3 - Slide

antwoorden controlevragen 16 en 17
16. Voor welk publiek is renaissanceliteratuur bedoeld? Renaissanceliteratuur is bedoeld voor een geschoold, elitair publiek. Waarom alleen voor dat publiek? Die kunnen de verwijzingen naar en het spelen met klassieke bronnen volgen, waarderen en begrijpen.
17. Wat zijn ‘exempla contraria’? Dat zijn ‚Verkeerde werelden’ (methode van de omkering) het weergeven van ongewenst, boers en onbeschaafd gedrag. Het tegenovergestelde van wat hoort. Wat was het doel hiervan? Moraliserend en belerend -> burgerlijke normen en waarden propageren door het tegenovergestelde te laten zien.

Slide 4 - Slide

Renaissanceschrijvers werkten volgens een (drieledig) principe: translatio, imitatio en aemulatio van het werk van klassieke Romeinse schrijvers. Wat wordt hiermee bedoeld?

Slide 5 - Open question

antwoorden controlevragen 18 en 19
18. Welke twee doelen hadden kunst en literatuur in de Republiek?
Kunst en literatuur in de Republiek dienden om de burgerlijke en stedelijke identiteit te tonen en legitimeren. En om burgerlijke normen en waarden te propageren.
19. Wat houdt de spiegelfunctie van literatuur in?
De literatuur houdt de lezer een spiegel voor, daar kan de lezer van leren. => een opvoedende didactische functie.

Slide 6 - Slide

Opdracht 4, p. 86,
G.A. Bredero -  Een oud besje met een jongman
a Het Groot Lied-boeck bestaat uit drie afdelingen: Boertig (met komische liederen), Amoureus en Aandachtig. Het lied “Een oud besje met een jongman” is komisch bedoeld. Een oude vrijster op zoek naar een jonge man wordt bespottelijk gemaakt. Het lied is dus afkomstig uit Boertig.
b Zangwijze: „Pots honderdduizend slapperment, etc.‟
c De oude vrouw (Besje) zoekt een jonge partner en Hereman ook. Hij zoekt ook een jonge partner en wil daarom niets weten van Besje. Die is veel te oud.

Slide 7 - Slide

antwoorden opdracht 4 - G.A. Bredero - Een oud besje met een jongman, d-e
d Erasmus bespot oude vrouwen die nog op het liefdespad zijn. Besje uit het lied van Bredero is zo'n oude vrouw.
e. Dit lied gaat over de thematiek van de ongelijke liefde. “Gelijkheid in de echte staat / baart vriendschap in ‟t gemoed:” (strofe 6). Hereman verwoordt deze visie. 

Slide 8 - Slide

H3 Literaire ontwikkelingen
In de literatuur van de 16e en 17e eeuw, zijn twee tendensen te zien, die vanaf 1615 duidelijk het literaire leven veranderen:
  • Allereerst wordt literair gedrukt werk steeds vaker voorzien van een auteursnaam.
  • Ten tweede zien we een geleidelijke verandering van  traditionele rederijkersliteratuur -> naar de meer geleerde & humanistische Renaissanceliteratuur in de volkstaal.

Slide 9 - Slide

§ 3.1 Schrijver en publiek
  • Schrijvers in de Republiek zagen zichzelf als volksopvoeders en opinievormers, met een opvoedkundige functie.
  • Soms lieten ze zich kritisch over gebeurtenissen of ontwikkelingen uit, maar nooit ondermijnend of revolutionair
  • De schrijvers verdedigden christelijke en humanistische levensidealen en benadrukten universele waarheden.
  • veel schrijvers uit de hoge middenklasse & elite afkomstig: P.C.Hooft (->schreef voor een klein select geleerd publiek), C. Huygens, J.Cats (-> grote lezerskring -> bestseller van de 17e eeuw: Trou-ringh.)

Slide 10 - Slide

§ 3.2 Nederlandse Renaissanceliteratuur 
  • Renaissanceliteratuur, ook die in de Republiek,  functioneerde voor de lezer als een geleerd spel met literaire voorbeelden, bronnen, tradities en conventies.
  • Het werk van de Renaissancedichter Hooft is: diepzinnig, raadselachtig, dubbelzinnig vol mythologische verwijzingen en woordspel. Het publiek moest, om het te kunnen begrijpen en waarderen, op de hoogte zijn van de heersende literaire normen en modes, zoals het petrarkisme.

Slide 11 - Slide

Ruimte voor vernieuwing
Schrijvers waren dus goed opgeleide mensen uit de bovenlaag van de bevolking. 
Er was naast het navolgen van de oude klassieke bronnen en teksten, ook ruimte voor vernieuwing, zoals:
- de emblematiek, een actieve vorm van literatuur (waarover zo meer..)
- het sonnet, dichtvorm in de 13e eeuw in Italië populair gemaakt door Petrarca.
 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

 §3.3 Emblematiek
  • In de 16e eeuw, kwam de emblematiek tot ontwikkeling, dit paste bij de raadselachtigheid van de Renaissanceliteratuur.
  • Een embleem bestond uit drie elementen: een moto (opschrift) een pictura (afbeelding) en een subscriptio (bijschrift of uitleg). Een embleem is een uitbeelding van een algemene waarheid of les. Het bijschrift verleende aan motto en afbeelding een diepere betekenis.
  • Taak voor de lezer: embleem als een soort raadseltje op te lossen (-> ook leuk gezelschapspel).
Uitleg emblematiek: Vlogboek 100.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

 §3.4 Didactische verhalen
  • Didactische verhalen waren heel populair, het ging om spannende of ontroerende verhalen (vaak op rijm), gecombineerd met morele lessen en algemene waarheden.
  • Jacob Cats werd populair met dit soort teksten, zoals Houwelick (1625) over de rechten, taken en plichten van huwelijkspartners. Partners moesten elkaar wederzijds bijstaan en man en vrouw hadden verschillende taken en verantwoordelijkheden.
  • Genreschilderijen en didactische verhalen -> beide functioneerden met identieke lessen en waarheden voor het burgerlijke publiek.

Slide 17 - Slide

 §3.5 Liederen en liedboeken
  • Er was een bloeiende zangcultuur -> veel teksten uit de 16e en 17e eeuw waren bedoeld om gezongen te worden.
  • Tot aan het eind van de 16e eeuw werden liederen verzameld in liedboeken -> kleine, gemakkelijk mee te nemen bundelingen van zangteksten over verschillende onderwerpen, vaak anonieme auteurs.
  • Begin 17e eeuw, verandert dat: er verschijnen ook grote, luxeliedboeken, vaak om één thema: (petrarkistische liefde) -> specifieke doelgroep: de jeugd.(huwbare jonge mensen met geld en vrije tijd -> sociale spelvorm).

Slide 18 - Slide

 §3.6 Sonnet
  • Sonnet, in de 13e eeuw ontstaan, populair door Canzoniere van Petrarca.
  • Het sonnet werd de Renaissancedichtvorm bij uitstek!
  • Belangrijkste sonnetendichter in de Republiek-> P.C.Hooft.
  • Navolging van Petrarca's gedichten werd een genre: petrarkisme-> petrarkistische liefdesthematiek (liefdesklacht)
  • Kenmerken sonnet: 14-regelig gedicht, verdeeld in vier strofen: van 4,4,3,3 regels. Vast rijmschema. Wending (volta) meestal tussen vs 8 en 9 -> een verandering van rijmschema en inhoud. 
Uitleg sonnet: Vlogboek 100 en filmpje: Sonnet, Laagland p. 118 Tekst 3

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

 Sonnet, Tekst 3, p. 118 uit: Liederen en gedichten
Inhoud: De ik-figuur mist de geliefde (liefdesklacht).-> petrarkistische liefdesthematiek; De wending ligt tussen vs 8 en 9, ander rijmschema en inhoud. De eerste 8 regels: vormen een lange zin die uitmondt in een vraag: hoe komt het dat de tijd die voor iedereen snel gaat, voor de ik-figuur zo langzaam verloopt? De ik-figuur spreekt de tijdgod (vgl. vs 12) onder verschillende aanduidingen (Gezwinde Grijsaard, onachterhaalb're Tijd) aan. Hooft veronderstelt bij zijn publiek kennis van mythologie , waarin deze tijdgod een rol speelt. De laatste 6 regels: spreekt de ik-figuur de afwezige geliefde toe -> woordspel: verlangen - langer duren.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

In dit sonnet vindt , tussen vs 8 en 9, een verandering van rijmschema en inhoud plaats. Hoe wordt dit genoemd?

Slide 23 - Open question

Aan de slag
Maak uit het verwerkingsboek,
 A. Leeropdrachten, p. 83, 
alle vragen 1 t/m 19 (vraag 20 niet!)

Let op: het onderdeel Toneel ( §3.7 Ernstig en komisch toneel, komt niet in de toets!)

Slide 24 - Slide

Huiswerk

  • Maak uit het verwerkingsboek,  Opdracht 5 en 6
  • Maak de controlevragen 20 t/m 26 en vraag 36. (Let op: de vragen 27 t/m 35 komen te vervallen)
  • Neem de stof van H1, H2 en H3 goed door -> zorg dat je alle gele begrippen kent en goed kunt toelichten.



Slide 25 - Slide

Lestijd over?
Een leuk kijkje in de Emblematiek
site: uitleg en oefeningen 

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Link