woensdag 17 januari 2024

sport
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

sport

Slide 1 - Slide

Lezen

Slide 2 - Slide

woensdag 17 januari 2024

Slide 3 - Slide

Bronnen en bouwstenen
Thema 9:  Uiterlijk

Slide 4 - Slide

de schilder
  • een schilder maakt schilderijen of hij schildert muren en deuren in huizen.
  • de schilder - de schilders
  • zin: De schilder heeft ons hele huis geschilderd. 
  • zin: Mondriaan is een beroemde schilder.
40

Slide 5 - Slide

het schilderij
  • het schilderij - de schilderijen 
  • zin: Boven de bank hangt een schilderij van de zee.
  • zin: In het museum hangen veel schilderijen.
41

Slide 6 - Slide

de suikerziekte
  • diabetes
  • zin: Mijn neef heeft suikerziekte. Hij gaat vaak naar de dokter voor controle. 
42

Slide 7 - Slide

tegenwoordig
  • nu
  • zin: Tegenwoordig hebben veel mensen een auto, maar vroeger was dat niet zo. 
43

Slide 8 - Slide

tellen
  • kijken hoeveel het is
  • werkwoord
  • ik tel - wij tellen
  • zin: Even tellen of ik genoeg geld bij me heb. 
44

Slide 9 - Slide

de trui
  • de trui -  de truien
  • zin: Mijn moeder breit een trui voor mij.
  • zin: Haar trui is zacht en blauw. 
45

Slide 10 - Slide

het T-shirt
  • het T-shirt - de T-shirts
  • korte mouwen
  • zin: Hij heeft T-shirts in verschillende kleuren. 
46

Slide 11 - Slide

Pauze tot 10.30 uur.

Slide 12 - Slide

Pak je laptop

Slide 13 - Slide

Maak een goede zin met:
schilderij en schilder
en werkwoord: maken
40/41

Slide 14 - Open question

Wat hoort er niet bij?
tegenwoordig - nu - tellen - morgen
43
A
nu
B
tegenwoordig
C
morgen
D
tellen

Slide 15 - Quiz

Tegenwoordig
zijn er veel mensen met:
43
A
het schilderij
B
de schilder
C
suikerziekte
D
de rug

Slide 16 - Quiz


Hoeveel woorden uit de lijst tel je hier op deze dia?
Het meisje en de man vinden vaak de mode op het schilderij prachtig.
44
A
8
B
9
C
6
D
7

Slide 17 - Quiz

Wat hoort er niet bij?

trui - armen - overhemd- t-shirt
45
A
trui
B
armen
C
overhemd
D
t-shirt

Slide 18 - Quiz

Wat is goed?
46
A
Hij dragen T-shirts.
B
Mijn zus draagt een T-shirt.
C
Ik vindt T-shirts mooi.
D
De T-shirt zijn vies.

Slide 19 - Quiz

Ralfi-lezen
  • voorlezen
  • samen hardop
  • in tweetallen
  • Klaar? Wisselen

Slide 20 - Slide

schrijven (zinnen maken)

Slide 21 - Slide

Pauze tot 12.40 uur.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Bronnen en bouwstenen
Thema 9:  Uiterlijk

Slide 24 - Slide