Dag 7 - T9 - Uiterlijk - Roze

Woordenschat
Thema 9:  Uiterlijk - DAG 7
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Woordenschat
Thema 9:  Uiterlijk - DAG 7

Slide 1 - Slide

woorden van vandaag
  1. de rug
  2. de schilder
  3. schilderen
  4. het schilderij
  5. de suikerziekte
  6. tegenwoordig(e)
  7. tellen
  8. de trui
  9. het T-shirt
  10. het uiterlijk
  11. vaak

Slide 2 - Slide

de rug (znw)
  • van je hoofd tot aan je billen
  • achterkant van je lichaam
  • de rug -  de ruggen

  • zin: Ik heb in de tuin gewerkt en nu heb ik pijn in mijn rug. 
  • zin: Ik lig op mijn rug.
39

Slide 3 - Slide

de schilder (znw)
  • een schilder maakt schilderijen of hij schildert muren en deuren in huizen.
  • de schilder - de schilders

  • zin: De schilder heeft ons hele huis geschilderd. 
  • zin: Mondriaan is een beroemde schilder.
40

Slide 4 - Slide

schilderen (ww)
  • met verf bedekken
  • verven 

  • TT - ik schilder, jij schildert, wij schilderen
  • VT - ik schilderde, wij schilderden
  • VTD - ik heb geschilderd

  • zin: De schilder heeft ons hele huis geschilderd
  • zin: Mondriaan is een beroemde schilder.

Slide 5 - Slide

het schilderij (znw)
  • het schilderij - de schilderijen 

  • zin: Boven de bank hangt een schilderij van de zee.
  • zin: In het museum hangen veel schilderijen.
41

Slide 6 - Slide

de suikerziekte (znw)
  • diabetes

  • zin: Mijn neef heeft suikerziekte. Hij gaat vaak naar de dokter voor controle. 
42

Slide 7 - Slide

tegenwoordig(e) (bnw)
  • nu

  • zin: Tegenwoordig hebben veel mensen een auto, maar vroeger was dat niet zo. 
43

Slide 8 - Slide

tellen (ww)
  • kijken hoeveel het is


  • TT - ik tel, jij telt, wij tellen
  • VT - ik telde, wij telden
  • VTD - ik heb geteld

  • zin: Even tellen of ik genoeg geld bij me heb. 
44

Slide 9 - Slide

de trui (znw)
  • de trui - de truien

  • zin: Mijn moeder breit een trui voor mij.
  • zin: Haar trui is zacht en blauw. 
45

Slide 10 - Slide

het T-shirt (znw)
  • het T-shirt - de T-shirts
  • korte mouwen

  • zin: Hij heeft T-shirts in verschillende kleuren. 
46

Slide 11 - Slide

het uiterlijk (znw)
  • Hoe zie je er uit?
  • de buitenkant van een mens
  • uiterlijk <--> innerlijk

  • zin: De vrouw kijkt vaak in de spiegel. Zij vindt haar uiterlijk heel belangrijk.
47

Slide 12 - Slide

vaak (bnw)
  • bijna altijd, veel keer

  • zin: Zij heeft vaak een jurk aan.
  • zin: Wij gaan vaak naar de bioscoop. 
48

Slide 13 - Slide

Wat hoort er niet bij?

vooral - vaak - vinden - meestal
A
vooral
B
vaak
C
meestal
D
vinden

Slide 14 - Quiz

47
Wat vind jij belangrijk aan uiterlijk?

Slide 15 - Mind map

Wat is goed?
46
A
Hij dragen T-shirts.
B
Mijn zus draagt een T-shirt.
C
Ik vindt T-shirts mooi.
D
De T-shirt zijn vies.

Slide 16 - Quiz

Maak een goede zin met de woorden:
schilderij, schilder en maken (ww).

40 + 41

Slide 17 - Open question

Wat hoort er niet bij?
tegenwoordig - nu - tellen - morgen
43 + 44
A
nu
B
tegenwoordig
C
morgen
D
tellen

Slide 18 - Quiz

Tegenwoordig
zijn er veel mensen met:
43
A
het schilderij
B
de schilder
C
suikerziekte
D
de rug

Slide 19 - Quiz

39 + 44
Wat hoort bij elkaar?
tellen
de rug

Slide 20 - Drag question

Wat hoort er niet bij?

trui - armen - overhemd- T-shirt
36, 45 en 46
A
trui
B
armen
C
overhemd
D
T-shirt

Slide 21 - Quiz

Maak een goede zin met de woorden:
man, huis en schilderen (ww).

26 + 40

Slide 22 - Open question