This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Lezen in je leesboek
timer
10:00
Slide 1 - Slide
Boekenpitch
Uitleg opdracht
Slide 2 - Slide
Lesdoel:
Ik kan/weet:
persoonsvormen in de tt op -d en -dt correct spellen.
Slide 3 - Slide
PVTT met -d / -dt
Bij pvtt is vaak de keuze tussen -d en -dt een probleem.
Je hoort het verschil tussen -d en -dt niet, maar je schrijft het wel.
Alleen bij ww met in de infinitief een d voor de uitgang -en, zoals aanmelden, antwoorden en landen.
Slide 4 - Slide
-d of -dt?
Bepaal eerst het onderwerp dat bij de persoonsvorm hoort.
Kies vervolgens voor -d:
als het onderwerp het woord ik is.
Ik laad mijn telefoon op. Antwoord ik voor mijn beurt?
als het onderwerp het woord jij of je is dat achter de persoonsvorm staat.
Meld jij ons even aan?
Slide 5 - Slide
-d of -dt?
Kies voor -dt:
in alle andere gevallen in het enkelvoud.
Het vliegtuig landt om drie uur. Je laadt mijn iPad toch wel op tijd op?
De docent raadt je (= jou) aan goed te leren voor de so. Welke minister beantwoordt de vraag?
Slide 6 - Slide
Bij werkwoorden met in de infinitief geen d voor de uitgang -en krijg je dus nooit -dt: vormen als *huurd of *maakdt bestaan niet, want in huren en maken zit geen d.
In de verleden tijd komt ook geen -dt voor.
Slide 7 - Slide
Oefening
We maken de uitgedeelde oefening.
Als je daarmee klaar bent, ga je het huiswerk nakijken met het antwoordboek.
Huiswerk: H3 spelling opdr. 1 t/m 3
timer
10:00
Slide 8 - Slide
Wat hebben we deze les gedaan?
Slide 9 - Open question
Waarom hebben we dat gedaan?
Slide 10 - Open question
Wat heb ik geleerd?
Slide 11 - Open question
Welke vragen heb ik nog?
Slide 12 - Open question
Ik kan persoonsvormen in de tt op -d en -dt correct spellen. 0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel