LB 3.11 directe rede en kommagebruik

Goedemorgen!

Laat je laptop in je tas.
Pak een schrift en een pen.
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Goedemorgen!

Laat je laptop in je tas.
Pak een schrift en een pen.

Slide 1 - Slide

LB 3.11 directe rede en kommagebruik
- instructie voegwoorden 
- Instructie directe rede 
- Huiswerk/boekopdracht 20 minuten

Slide 2 - Slide

Voegwoorden lb 2.9B
twee soorten zinnen
enkelvoudige zinnen
1 persoonsvorm
samengestelde zinnen
2 persoonsvormen
+ voegwoord
Hij heeft een 10 voor zijn toets.
Hij heeft een 10 voor zijn toets en hij heeft er ook hard voor geleerd. 

Slide 3 - Slide

Voegwoorden lb 2.9B
samengestelde zinnen

voegwoorden
nevenschikkende voegwoorden

onderschikkende voegwoorden

Slide 4 - Slide

Voegwoorden lb 2.9B
onderschikkende voegwoorden
nevenschikkende voegwoorden

Verbinden gelijkwaardige delen.
Zinnen hoeven niet te veranderen als je de delen los van elkaar gebruikt.

want, maar, als en of.
Verbinden ongelijkwaardige delen. Je kunt de delen niet los van elkaar gebruiken zonder de zin te moeten veranderen.

Heel veel verschillende voegwoorden. Of kan zowel onderschikkend als nevenschikkend zijn.
Hij heeft een 10 voor zijn toets en hij heeft er ook hard voor geleerd. 

Slide 5 - Slide

oefenen 
1. schrijf het voegwoord op.
2. schrijf op of het nevenschikkend of onderschikkend is.
1. Ik ga naar de stad en ik koop een nieuwe tas.
2. Ik heb online naar een tas gezocht, maar ik kon er nog geen vinden. 
3. Ik heb een nieuwe tas nodig, omdat mijn oude tas kapot is gegaan.
4. Of de mooiste tas is afgeprijsd, moet ik nog gaan onderzoeken. 


Slide 6 - Slide

LB 3.11 directe rede en kommagebruik
Directe rede: als je opschrijft wat iemand letterlijk zegt.
Indirecte rede: als je niet letterlijk beschrijft wat er gezegd wordt.

Ilse zegt: 'Ik ga morgen op vakantie.'
Ilse zegt dat ze morgen op vakantie gaat. 

Slide 7 - Slide

Afspraken directe rede
citaat achteraan in de zin
1. Gebruik een dubbele punt om aan te geven dat er een citaat volgt. 


2. Begin en eindig het citaat met een aanhalingsteken.
3. Begin het citaat met een hoofdletter.
4. De punt, het vraagteken of het uitroepteken komt vóór het afsluitende aanhalingsteken.
Ilse zegt: 'Ik ga morgen op vakantie.'

Slide 8 - Slide

Afspraken directe rede
citaat vooraan in de zin
Schrijf geen punt achter het citaat als je daarmee begint.

Schrijf een komma na het afsluitende aanhalingsteken.
'Ik ga morgen op vakantie', zegt Ilse.

Slide 9 - Slide

Afspraken directe rede
onderbroken citaat
Gebruik komma’s als je het citaat onderbreekt.

Sluit de eerste zin af met een punt als er een nieuwe zin volgt. 
'Morgen', zegt Ilse, 'ga ik op vakantie.'
'Mag ik de melk?', vraagt Ilse. 'Het staat in de koelkast.'

Slide 10 - Slide

Oefenen
Schrijf de zinnen in de directe rede.
1. Ik zei dat ik vandaag een nieuwe tas ging kopen. (citaat achteraan)
2. Isabel vraagt of ze mee mag naar de bioscoop. (citaat vooraan)
3. Jordi hoopt dat hij zijn examen gehaald heeft. (onderbroken citaat)
4. Mark vertelde dat hij later zou komen. Hij moet eerst nog boodschappen doen. (onderbroken citaat)

Slide 11 - Slide

Aan de slag
LB 2.10 D
LB  3.12 A
Boekopdracht

Nog tijd voor een andere opdracht:
werkwoordspelling LB 3.10B
of het steunpakket 10.2 en 10.3

Slide 12 - Slide