hypotheek

Hypotheekvormen
1 / 23
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hypotheekvormen

Slide 1 - Slide

hypotheeklening 
huis = onderpand 
Hypotheeknemer
Hypotheekgever

Slide 2 - Slide

Hypotheek
Een hypothecaire lening is een langlopende lening met een onroerend goed als onderpand.

Slide 3 - Slide

Hypotheeklasten
- Aflossing lening en rentekosten

- Worden per maand betaald

Slide 4 - Slide

Rentepercentage
  • Variabele rente  
  • de bank kan het rentepercentage veranderen
  • Vaste rente 
  • het rentepercentage staat vast gedurende een afgesproken periode.

Slide 5 - Slide

Maximaal hypotheekbedrag
  • hoogte van je inkomen
  • de getaxeerde waarde van  het huis

Slide 6 - Slide


Hypothecaire lening

Annuïteiten hypotheek                                       Lineaire hypotheek



Slide 7 - Slide

Soorten hypotheek
  • Annuïteit
  • Lineair

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Annuïteit
  • Maandbedrag blijft hetzelfde
  • In het begin veel rente en weinig aflossing

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Lineair
  • Maandbedrag wordt steeds lager
  • Aflossing blijft gelijk 
  • Dus steeds minder rente

Slide 12 - Slide

Hypothecaire lening
  • De hypotheek bestaat uit aflossing en rente
  • Rente betaal je maar zorgt NOOIT voor daling van de hypotheekschuld.

Slide 13 - Slide

Rekensom Lineaire hypotheek
  • Stel je sluit een hypotheek af van € 510.000,- met een looptijd van 30 jaar. De rente bedraagt 3% per jaar. 
  • Hoeveel rente betalen ze het eerste jaar en hoeveel lossen ze in het eerste jaar af op hun hypotheek?
  • Rente = 3: 100 x € 510.000 = € 15.300,-
  • Elk jaar wordt er afgelost € 510.000 : 30= € 17.000,-

Slide 14 - Slide

Rekensom Annuïteiten hypotheek
  • Stel je sluit een hypotheek af van € 285.000,- met een looptijd van 30 jaar. De rente bedraagt 4% per jaar. De brutojaarlasten zijn elk jaar € 16.482
  • Hoeveel rente betalen ze het eerste jaar en hoeveel lossen ze in het eerste jaar af op hun hypotheek?
  • Rente = 3: 100 x € 285.000 = € 11.400,-
  • Aflossing = € 16.482 - € 11.400 = € 5.082,-

Slide 15 - Slide

Huiseigenaren kunnen financieel problemen krijgen als
  • hun inkomen daalt
  • ze hun huis moeten verkopen terwijl de hypotheek hoger is dan de waarde van de woning

Slide 16 - Slide

Bij een lineaire hypotheek
A
Betaal je elke maand in totaal evenveel.
B
Betaal je elke maand evenveel rente.
C
Betaal je elke maand evenveel aflossing.

Slide 17 - Quiz

Verhuurder
Huurder
Woningverbetering
Klein onderhoud
Groot onderhoud

Slide 18 - Drag question

Wat doet een makelaar?
A
Deze helpt met verhuizen
B
Deze helpt met schilderen van een nieuw huis
C
Helpt met het zoeken en kopen van een huis

Slide 19 - Quiz

Wat is een nadeel van een lineaire hypotheek?
A
Je betaalt in totaal veel rente.
B
Je moet in totaal veel aflossen.
C
De kosten zijn in totaal heel hoog.
D
In het begin zijn de maandlasten heel hoog.

Slide 20 - Quiz

Wat is een voordeel van een Annuïteiten hypotheek?
A
De maandelijkse lasten worden steeds minder.
B
De maandelijkse lasten zijn altijd gelijk.
C
De maandelijkse lasten zijn altijd anders.
D
De maandelijkse lasten veranderen vaak.

Slide 21 - Quiz

Welke opmerking over een annuïteiten hypotheek is waar?
A
Je betaalt elke periode evenveel aflossing.
B
Je betaalt elke periode evenveel rente.
C
Je betaalt elke periode in totaal evenveel.
D
Je betaalt elke periode in totaal steeds minder.

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Video