Blok 1,2 en 3 Over taal

boek lezen 
timer
10:00
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

boek lezen 
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Over Taal

Slide 2 - Slide


‘Heb je een goedlopende tekst geschreven? Sluit de tekst aan bij het filmpje? Klopt de formulering van de standaardzinnen? Is de tekst volledig?
A
met logische verbanden
B
prettig leesbaar / grammaticaal goed
C
ergens bijpassend

Slide 3 - Quiz


‘Heb je een goedlopende tekst geschreven? Sluit de tekst aan bij het filmpje? Klopt de formulering van de standaardzinnen? Is de tekst volledig?
A
passen bij
B
gebruiken
C
kennis hebben

Slide 4 - Quiz


‘Heb je een goedlopende tekst geschreven? Sluit de tekst aan bij het filmpje? Klopt de formulering van de standaardzinnen? Is de tekst volledig?
A
de leestekens, zoals punten en komma’s
B
heel korte manier van schrijven
C
de woorden die je gebruikt om iets te zeggen of op te schrijven

Slide 5 - Quiz


‘Heb je een goedlopende tekst geschreven? Sluit de tekst aan bij het filmpje? Klopt de formulering van de standaardzinnen? Is de tekst volledig?
A
geheel, helemaal
B
zonder fouten
C
met veel kennis

Slide 6 - Quiz

Een verkoper van elektrische fietsen (e-bikes) vertelt: ‘Deze e-bike heeft een............... van 125 kilometer.
De .............. van de accu is 500 wattuur.
Het is een hele ................ fiets.
Ik heb dan ook de ................... dat de forens van de toekomst veel plezier gaan beleven aan deze e-bike!
overtuiging
actieradius
capaciteit
degelijke

Slide 7 - Drag question

aanschaffen
energieverbruik
isoleren
zonnepanelen
zonneboiler

Slide 8 - Drag question

bezit
A
eigendom
B
tweetal
C
rekenmachine
D
narcose

Slide 9 - Quiz

kreet - gil
A
synoniem
B
homoniem
C
homofoon

Slide 10 - Quiz

rat - rad
A
synoniem
B
homoniem
C
homofoon

Slide 11 - Quiz

en
A
synoniem
B
homoniem
C
homofoon

Slide 12 - Quiz

Wat is een synoniem voor:
verademing

Slide 13 - Mind map

Na vijf seizoenen is het over en uit voor de populaire soap.

Welke woorden in de zin betekent ongeveer hetzelfde?

Slide 14 - Open question

De spelletjes en boeken staan schots en scheef in de kast.

Welke woorden in de zin betekent ongeveer hetzelfde?

Slide 15 - Open question

De sluwe politicus heeft met list en bedrog de verkiezingen gewonnen.

Welke woorden in de zin betekent ongeveer hetzelfde?

Slide 16 - Open question

Wat een hondeweer!
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 17 - Quiz

De tandarts zei dat ik goed had gepoetst.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 18 - Quiz

Wat is de betekenis van aantasten?
A
met iets beginnen
B
geven
C
een beetje kapot gaan of kapot maken
D
aangrijpen

Slide 19 - Quiz

Wat is de betekenis van failliet?
A
bankroet
B
eigendom
C
narcose
D
alert

Slide 20 - Quiz

Lees de zin hieronder. Maak de zin af.

De woorden die je gebruikt om iets te vertellen, noem je een … .
A
toelichting
B
formulering
C
mondeling
D
verklaring

Slide 21 - Quiz



De tuin van mijn opa en oma is piepklein, die van ons juist immens
Welk woord is een synoniem van immens?

Slide 22 - Open question


Mijn moeder verbergt de koekjes soms, zodat ik ze niet allemaal opeet.
Wat is een synoniem voor het dikgedrukte woord?

Slide 23 - Open question


Als je veel lessen verzuimt, waarschuwt de school de leerplichtambtenaar.
Wat is een synoniem voor het dikgedrukte woord?

Slide 24 - Open question


Sorry, mag ik even passeren?
Wat is een synoniem voor het dikgedrukte woord?

Slide 25 - Open question

Quizlet -> mevrouwhek

Slide 26 - Slide