Blok 1 Les 1 Over taal examenwoorden en woorden uit teksten

Welkom!
Donderdag 23 september
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom!
Donderdag 23 september

Slide 1 - Slide

Stappenplan moeilijke woorden
Je leest een woord dat je niet kent:
  • Lees een stukje tekst terug of verder en kijk of het woord wordt uitgelegd.
  • Kijk naar bekende stukjes in het woord.
  • Kijk naar de plaatjes bij de tekst.
  • Vraag de betekenis of zoek de betekenis op in het woordenboek.

Slide 2 - Slide

Uitleg nieuwe paragraaf
Over taal: woordenschat

Slide 3 - Slide

Doel van de les
  • Je begrijpt de betekenis van verschillende examenwoorden.
  • Je begrijpt de betekenis van verschillende woorden uit teksten.

Slide 4 - Slide

Stappenplan moeilijke woorden

Slide 5 - Slide

Examenwoorden
Waar kom je deze woorden tegen?
  • Antwoordmogelijkheden op je examen Nederlands.
  • In teksten tijdens je examen Nederlands.
  • Tijdens de les.

Slide 6 - Slide

Voorbeelden
formulering - samenhangend - aansluiten bij - 
betrekking hebben op

Slide 7 - Slide

Woorden uit teksten
Waar kom je deze woorden tegen?
  • In teksten tijdens je examen Nederlands.
  • Tijdens de les in je boek.

Slide 8 - Slide

Voorbeelden
permanent - alternatief - uitrusting - actieradius - gedreven

Slide 9 - Slide


‘Heb je een goedlopende tekst geschreven? Sluit de tekst aan bij het filmpje? Klopt de formulering van de standaardzinnen? Is de tekst volledig?
A
met logische verbanden
B
prettig leesbaar / grammaticaal goed
C
ergens bijpassend

Slide 10 - Quiz


‘Heb je een goedlopende tekst geschreven? Sluit de tekst aan bij het filmpje? Klopt de formulering van de standaardzinnen? Is de tekst volledig?
A
passen bij
B
gebruiken
C
kennis hebben

Slide 11 - Quiz


‘Heb je een goedlopende tekst geschreven? Sluit de tekst aan bij het filmpje? Klopt de formulering van de standaardzinnen? Is de tekst volledig?
A
de leestekens, zoals punten en komma’s
B
heel korte manier van schrijven
C
de woorden die je gebruikt om iets te zeggen of op te schrijven

Slide 12 - Quiz


‘Heb je een goedlopende tekst geschreven? Sluit de tekst aan bij het filmpje? Klopt de formulering van de standaardzinnen? Is de tekst volledig?
A
geheel, helemaal
B
zonder fouten
C
met veel kennis

Slide 13 - Quiz

Een verkoper van elektrische fietsen (e-bikes) vertelt: ‘Deze e-bike heeft een............... van 125 kilometer.
De .............. van de accu is 500 wattuur.
Het is een hele ................ fiets.
Ik heb dan ook de ................... dat de forens van de toekomst veel plezier gaan beleven aan deze e-bike!
overtuiging
actieradius
capaciteit
degelijke

Slide 14 - Drag question

aanschaffen
energieverbruik
isoleren
zonnepanelen
zonneboiler

Slide 15 - Drag question

bezit
(iets in je bezit hebben....)
A
eigendom
B
tweetal
C
rekenmachine
D
narcose

Slide 16 - Quiz