Les 6 - Blok 5 Over Taal: overbodige woorden, dubbele ontkenningen en verkeerde woorden/uitdrukkingen

1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lesplanning
- Lesdoel: wat leren we vandaag?
- Voorkennis ophalen: wat weet je al over woordenschat
- Uitleg blok 5 Spelling: Taalfouten
- Zelfstandig werken/verlengde instructie 
- Antwoorden bespreken
- Afsluiting

Slide 2 - Slide

Lesdoel
Aan het einde van de les...
✓ ken ik de volgende taalfouten
- overbodige woorden
- herhaling
- dubbele ontkenning
- verhaspeling
- verkeerd gebruik van een woord of uitdrukking 





Slide 3 - Slide

Wat is fout?
Het was een mooie zonnige en warme dag in de zomervakantie, en iedereen ging naar het strand toe. Farah en Selena, die altijd alles samen deden, besloten samen om met z'n tweeën te gaan zwemmen. Toen ze bij het water kwamen, vroegen ze zich af of het niet te koud zou zijn om niet in het water te gaan. Selena, die het water altijd koud vond, was een beetje bang voor de ijskoude kou. Maar uiteindelijk besloten ze om toch maar voorzichtig de sprong in het diepe te wagen.

Slide 4 - Slide

Wat is fout?
Het was een mooie zonnige en warme dag in de zomervakantie, en iedereen ging naar het strand toe. Farah en Selena, die altijd alles samen deden, besloten samen om met z'n tweeën te gaan zwemmen. Toen ze bij het water kwamen, vroegen ze zich af of het niet te koud zou zijn om niet in het water te gaan. Selena, die het water altijd koud vond, was een beetje bang voor de ijskoude kou. Maar uiteindelijk besloten ze om toch maar voorzichtig de sprong in het diepe te wagen.

Slide 5 - Slide

Taalfout 1: Overbodige woorden 
= Woorden die niet nodig zijn in de zin


Voorbeeld:
- De witte sneeuw ligt op de grond
- Ik wil meteen direct naar huis
- Op het groene gras groeien nieuwe bloemen

Slide 6 - Slide

Taalfout 1: Overbodige woorden 
= Woorden die niet nodig zijn in de zin


Voorbeeld:
- De witte sneeuw ligt op de grond
- Ik wil meteen direct naar huis
- Op het groene gras groeien nieuwe bloemen

Slide 7 - Slide

Taalfout 2: Herhaling
= Je zegt twee keer hetzelfde met andere woorden

Voorbeeld:
- De leerlingen lopen langzaam en traag naar huis
- Tijdens de vergaderingen wordt er steeds maar weer opnieuw over hetzelfde gesproken


Slide 8 - Slide

Taalfout 2: Herhaling
= Je zegt twee keer hetzelfde met andere woorden

Voorbeeld:
- De leerlingen lopen langzaam en traag naar huis
- Tijdens de vergaderingen wordt er steeds maar weer opnieuw over hetzelfde gesproken


Slide 9 - Slide

Taalfout 3: Dubbele ontkenning
= Je gebruikt twee keer in de zin een ontkenning. Daardoor zeg je het tegenovergestelde van wat je bedoelt

Voorbeeld:
- Hij maakt nooit geen fouten
- Ik wil voorkomen dat ik morgen niet op tijd kom 


Slide 10 - Slide

Taalfout 3: Dubbele ontkenning
= Je gebruikt twee keer in de zin een ontkenning. Daardoor zeg je het tegenovergestelde van wat je bedoelt

Voorbeeld:
- Hij maakt nooit geen fouten
(Hij maakt nooit fouten - hij maakt geen fouten)
- Ik wil voorkomen dat ik morgen niet op tijd kom 
(Ik wil voorkomen dat ik morgen te laat kom / Ik wil zorgen dat ik morgen op tijd kom) 

Ontkenning weghalen - ontkenning vervangen


Slide 11 - Slide

Taalfout 4: Verhaspeling
= Je haalt twee woorden of uitdrukkingen door elkaar


Voorbeeld:
- Die schoenen kosten duur
- Ik besef me dat ik geen tijd meer heb


Slide 12 - Slide

Taalfout 4: Verhaspeling
= Je haalt twee woorden of uitdrukkingen door elkaar


Voorbeeld:
- Die schoenen kosten duur (kosten veel - zijn duur)
- Ik besef me dat ik geen tijd meer heb (besef - realiseer me)


Slide 13 - Slide

Taalfout 5: Verkeerd gebruik van woord/uitdrukking
Woorden die veel op elkaar lijken kunnen verwart met elkaar worden. Daardoor betekent je zin heel anders dan je bedoelde.

Voorbeeld:
- Op je tong zitten pupillen, die vier smaken herkennen
- Toen mijn oma beroofd werd, begon ze historisch te gillen
- Het meisje die daar loopt, ken ik
- Jij bent veel groter als mij
- Hun zeggen dat de docent ziek is
- Ik ben enigst kind


Slide 14 - Slide

Taalfout 5: Verkeerd gebruik van woord/uitdrukking
Woorden die veel op elkaar lijken kunnen verwart met elkaar worden. Daardoor betekent je zin heel anders dan je bedoelde.

Voorbeeld:
- Op je tong zitten pupillen, die vier smaken herkennen
- Toen mijn oma beroofd werd, begon ze historisch te gillen
- Het meisje die daar loopt, ken ik
- Jij bent veel groter als mij
- Hun zeggen dat de docent ziek is
- Ik ben enigst kind


Slide 15 - Slide

Tot onze spijt moet ik u helaas teleurstellen.
Wat zijn de overbodige woorden?
A
Tot onze spijt
B
moet
C
teleurstellen
D
helaas

Slide 16 - Quiz

De luchtballon daalde plotseling naar beneden.
Wat zijn de overbodige woord(en)?
A
luchtballon
B
daalde
C
plotseling
D
naar beneden

Slide 17 - Quiz

Wat is een dubbele ontkenning?
A
Ik wil niet dat je de oven niet meer schoonmaakt
B
Ik ben vandaag helaas niet thuis.
C
Hij probeerde de meid te verhinderen zodat ze telaat zou komen.

Slide 18 - Quiz

In welke zin zit een verhaspeling?
A
Benny wilde de fietser voorbijgaan.
B
Benny wilde de fietser passeren.
C
Benny wilde de fietser voorbij passeren.

Slide 19 - Quiz

Dubbele ontkenning
A
Nooit geen geld
B
Ronde cirkel
C
Waarom niet
D
De groep mensen zijn

Slide 20 - Quiz

In welke zin zit een verhaspeling?
A
Deze doos weegt echt zwaar.
B
Deze doos is echt zwaar.
C
Deze doos weegt echt veel.

Slide 21 - Quiz

Zelfstandig werken / verlengde instructie 
Wat
Hoofdstuk 5 Over Taal
Blz. 183
Opdr. 18, 19, 20, 21, 22 en 23
Hoe
Boek
Hulp
Zelfstandig / verlengde instructie (bij mij) 
Tijd
15 minuten
Klaar?
Dan mag je iets voor jezelf doen!

timer
8:00

Slide 22 - Slide

Lesdoel
Aan het einde van de les...
ken ik de volgende taalfouten
- overbodige woorden
- herhaling
- dubbele ontkenning
- verhaspeling
- verkeerd gebruik van een woord of uitdrukking 





Slide 23 - Slide