BIJZINNEN MET ALS | DAT | OF | WAAR_________________________
als = wanneer
dat = uitleg / wat? > dat
of = wel/niet
waar = plaats
Je mag niet naar huis, als je huiswerk niet af is.
Ik wil dat je naar mij luistert.
Ik zal kijken of ik je kan helpen.
Weet u waar de wc is?