week 4 les 3 persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

Samen lezen
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Samen lezen

Slide 1 - Slide

Leerdoel


Je leert persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden herkennen.

Slide 2 - Slide

Instructiefilmpje

Slide 3 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord
Een persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon, dier of ding:

 
Wij keken naar de hardloopwedstrijd.
Hij moet hier aan de lijn.
Ik heb het ingepakt.

Slide 4 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord
Een bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is. Het staat altijd vóór het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort: 

jullie huis, onze klas, jouw jurk.

Slide 5 - Slide

Schema

Slide 6 - Slide

Persoonlijk of bezittelijk?


Dit is jouw fiets.

Slide 7 - Slide

Persoonlijk of bezittelijk?


Deze auto is van mij.

Slide 8 - Slide

Persoonlijk of bezittelijk?

 Ik ga zo meteen naar mijn kamer toe.

Slide 9 - Slide

Persoonlijk of bezittelijk?

Wat vind jij van jouw school? Ik vind mijn school gezellig.

Slide 10 - Slide

Persoonlijk of bezittelijk?

Deze tas is van u.

Slide 11 - Slide

Persoonlijk of bezittelijk?

Deze auto is van mij.

Slide 12 - Slide

Aan de slag op blz. 210-211.
- Maak opdracht 1 t/m 6 en kijk je werk na. 

- Klaar? Ga naar online trainen bij het Nederlands werkboek editie 7.  Maak de 3 oefeningen bij persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord.

- Klaar? Maak dan de herhaling van leerjaar 1. 
timer
20:00

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide