Voorzetsels (vz) zijn meestal korte woorden, zoals na, tussen en door. Ze geven vaak aan:
– een plaats: in / op / naar (de kast)
– een tijd: na / tijdens / in (de pauze)
– een reden of oorzaak: door / vanwege (de regen)
Je kunt een voorzetsel voor een lidwoord + zelfstandig naamwoord zetten: