Hoofdstuk 3 deel een

Start hoofdstuk 3
bedrijfskolom
berovingsprobleem
kostensoorten
1 / 16
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Start hoofdstuk 3
bedrijfskolom
berovingsprobleem
kostensoorten

Slide 1 - Slide

Deze week
12-5 online les over de start van hoofdstuk 3
13-5 online les over het tekenen van vraag- en aanbodlijnen

weektaak: maken t/m opdracht 3.7
laatste week beursspel
filmpjes ter ondersteuning

Slide 2 - Slide

markten

Slide 3 - Mind map

Wie zijn de vragers op een markt?
A
consumenten
B
bedrijven

Slide 4 - Quiz

Bedrijfskolommen
  • Van oerproducent naar consument in stappen.
  • Tussen de schakels zit een markt.
  • Fusies en splitsingen vinden binnen en tussen bedrijfskolommen plaats.

Slide 5 - Slide

Gebruik paragraaf 3.1 uit de lesbrief.
Het tankstation en de garage fuseren tot één bedrijf.
De bandenfabriek stoot de productie van mountainbikebanden af. Het bedrijfsonderdeel gaat zelfstandig verder.
De oliehandel besluit een raffinaderij op te zetten en die zelf te gaan beheren.
De rubberhandel splitst zich op: een deel koopt de rubber op bij de plantages en het andere deel gaat zich bezig houden met de export naar buitenlandse (banden)fabrieken. 
Specialisatie
Integratie
Parallellisatie
Differentiatie

Slide 6 - Drag question

Hoe heten onderstaande marktvormen?
monopolie
volkomen concurrentie
Een markt met veel vragers en veel aanbieders.
Een markt met veel vragers en één aanbieder.

Slide 7 - Drag question

Het berovingsprobleem
Een berovingsprobleem kan ontstaan als een aanbieder afhankelijk is van één (of enkele) vrager(s),
voor wie hij specifieke investeringen heeft gedaan.
Als de vrager het product niet meer afneemt worden de kosten van de investering verzonken kosten.
Hierdoor verschuiven de machtsverhoudingen. De vrager kan de aanbieder 'beroven' door bijvoorbeeld een lagere prijs te gaan betalen in de wetenschap dat de aanbieder hier wel akkoord mee moet gaan.

Slide 8 - Slide

In het betaald voetbal ligt het gevaar van het berovingsprobleem op de loer. Clubs investeren in een kostbare jeugdopleiding. Dit levert goede voetballers op die aan het einde van de opleiding kunnen worden weggekocht door andere clubs. Leg uit dat hier sprake is van een berovingsprobleem.

Slide 9 - Open question

volkomen concurrentie (hfd. 3)
Bedrijven op deze marktvorm zijn klein,
hebben geen invloed op de marktprijs,
maken (maximale) winst door de productiehoeveelheid slim te kiezen. 

Welke hoeveelheid dit is, hangt af van:
de gegeven prijs,
en de productiekosten.

Slide 10 - Slide

TK = TCK +TVK
   TK = totale kosten
TCK = totale constante kosten (of totale vaste kosten)
TVK = totale variabele kosten

Variabele kosten veranderen als de hoeveelheid (q) verandert.
Constante kosten zijn onafhankelijk van de hoeveelheid (q).

Slide 11 - Slide

constante kosten
variabele kosten
grondstofkosten
huurkosten bedrijfspand
salaris directeur
loonkosten per product
afschrijvingskosten machines
btw 

Slide 12 - Drag question

GTK = GCK + GVK   (de kostprijs)
Kosten worden of in totaal of gemiddeld (per product) gegeven.

GTK = gemiddeld totale kosten (TK/q)
GCK = gemiddeld constante kosten (TCK/q)
GVK = gemiddeld variabele kosten (TVK/q)

Slide 13 - Slide

TK = 3,5q + 12.000

wat is waar?
A
GTK = 3,5q + 12.000
B
TVK = 3,5 | GCK = 12.000/q
C
GTK = 3,5 +12.000
D
GVK = 3,5 | TCK = 12.000

Slide 14 - Quiz

variabele kosten
De gemiddelde variabele kosten zijn niet altijd gelijk:

meer produceren is vaak efficiënter tot een bepaald punt,
waar meer produceren juist inefficiënter wordt.

Dit noem je een degressief / progressief kostenverloop.
Zijn de GVK altijd gelijk, dan is het kostenverloop proportioneel.

Slide 15 - Slide

Succes deze week!
Morgen 10:00: onlineles voor Judith, Nina, Tristan en wie verder wil.

Grafieken niet ingeleverd? Extra opdracht in juni.
N.a.v. Quay-toets --> herhaalpakketjes in juni.

Slide 16 - Slide