JCL vraag en aanbod les 10

1 / 42
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 42 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Programma



Uitleg bedrijfskolom, bedrijfstak, berovingsprobleem, transactiekosten en verzonken kosten. TK-functie
Opgaven maken 4.1 tm 4.9
Afsluiting: wat heb je geleerd? 

Slide 2 - Slide

weektaken
weeknr    data                            taak
week 19   9-5 en 11-5               3.1 tm 3.12
week 20  16-5 en 18-5            3.13 tm 3.25
week 21   23-5 en 25-5           3.26 tm 3.32 en zelftest
week 22   30-5 en 1-6              SO H3 en 6.1 tm 6.6
week 23    8 juni                          6.7 tm 6.11
week 24   13-6 en 15-6             6.12 tm 6.22
week 25   20-6 en 22-6            6.23 en zelftest     

Slide 3 - Slide

Lesdoelen
  • Je kent het verschil tussen bedrijfskolom en -tak
  • Je kunt uitleggen wat transactiekosten en verzonken kosten zijn
  • Je kunt het berovingsprobleem uitleggen en oplossingen aanreiken
  • je kent het verschil tussen constante kosten, variabele kosten en je kunt de kostenfunctie contrueren

Slide 4 - Slide

Uitleg
Pak pen & papier om aantekeningen te maken.

Slide 5 - Slide

Bedrijfskolom = serie bedrijven die betrokken is bij de productie van een artikel
Tussen de schakels van een bedrijfskolom bevindt zich een markt

Slide 6 - Slide

De bedrijfskolom moet je niet verwarren met een bedrijfstak ..


Een bedrijfstak = een groep bedrijven die hetzelfde product of dienst verkopen.
Bedrijfstak

Slide 7 - Slide

Bedrijfstak





Alle bedrijven die dezelfde artikelen/ diensten leveren

Slide 8 - Slide

Bedrijfskolom
Bedrijfskolom
Bedrijfskolom van brood.
graanboer= oerproducent

Slide 9 - Slide

Parallellisatie
  • Als de bedrijfskolom breder wordt. 
  • Een bedrijf uit een bepaalde bedrijfskolom samengaat met een gelijksoortig bedrijf uit een ander bedrijfskolom. 

  • Branchevervaging: je ziet niet duidelijk meer in welke bedrijfstak een winkel thuishoort.

Slide 10 - Slide

Bedrijfskolom
Toegevoegde
      waarde
Door elke bewerking wordt het product meer waard.


Dit is voorbeeld van een bedrijfskolom.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

 Specialisatie
  • Als de bedrijfskolom smaller wordt.

  • Als een bedrijf zich speciaal gaat richten op een deel van de productie. De rest van de productie wordt dan afgestaan aan een gelijksoortig bedrijf.

Slide 13 - Slide

Integratie
  • Als de bedrijfskolom korter wordt. 
  • Twee bedrijven van opeenvolgende fasen gaan als een bedrijf. De twee bedrijfstakken worden dan samengevoegd en de bedrijfskolom wordt korter.

Slide 14 - Slide

Differentiatie
  • Als de bedrijfskolom langer wordt. 
  • Als een onderneming voortaan een deel van het productie- of distributieproces afstoot aan een afzonderlijke geleding in dezelfde bedrijfskolom.
  • Er komt een bedrijfstak bij.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Veranderingen in de bedrijfskolom

Veranderingen worden veroorzaakt door:
- Nieuwe productietechnieken;
- Andere grondstoffen;
- Bedrijven die met elkaar gaan samenwerken;
- Bedrijven die worden gesplitst.
- te hoge transactiekosten (= kosten voor het tot stand brengen van de ruil)

Slide 17 - Slide

Transactiekosten
- Extra kosten die gemaakt moeten worden om een ruiltransactie tot stand te brengen
voorbeelden: menukosten, vindkosten, onderhandelingskosten (tijd, prijs en leveringsvoorwaarden) contractkosten, transportkosten enz

- transactiekosten belemmeren de ruil en arbeidsdeling

Slide 18 - Slide

Verzonken kosten
- kosten gemaakt vooraf aan de onderhandeling, alleen terugverdienbaar door investering te gebruiken of produceren
- niet alternatief aanwendbaar, niet voor andere doeleinde bruikbaar
bijv.: Kopen van een vrachtwagen bij de vuilophaaldienst
De uitgaven van het maken van een film
Het aanleggen van een spoorweg (betuwelijn)

Slide 19 - Slide

 Het berovingsprobleem
Hoe kunnen verzonken kosten tot een berovingsprobleem leiden?

Kernwoorden:
- verzonken kosten
- berovings- of holp-up probleem

Slide 20 - Slide

Het berovingsprobleem
Specifieke investeringen hebben een groot nadeel: je kunt ze maar voor één doeleinde gebruiken.=> veranderde machtsverhouding=>  De andere partij weet dat en kan hier misbruik van maken.
Dit kan er toe leiden dat de transactie helemaal nooit van de grond komt. Dit heet het holdup-probleem. Dit kan worden voorkomen door een contract of door een sociale norm.

Slide 21 - Slide

oplossingen
transactiekosten te hoog=> 
verzonken kosten=>
berovingsprobleem=> 

integratie binnen de bedrijfskolom

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

productiviteit
Productiefactoren: KANO

Arbeidsintensieve productie= Als er in verhouding veel arbeiders en weinig machines nodig zijn
Kapitaalintensieve productie= Als er in verhouding veel machines/computers/kapitaal en weinig arbeid nodig is

A vervangen door K->mechanisering en automatisering, verschil?

Slide 24 - Slide

Loonkosten per product


bedrijven kunnen arbeidsbesparende investeringen doen.
(diepte investering)
bedrijven kunnen arbeidsintensieve productie outsourcen naar lage loonlanden
loonkostenperproductproductieloon

Slide 25 - Slide

indexcijfers
werkgelegenheid = productie / arbeidsproductiviteit

loonkosten per werknemer = loonkosten / werknemers

loonkosten per product = loonkosten per werknemer / arbeidsproductiviteit

Slide 26 - Slide

Kosten
Totale kosten = totale variabele kosten + totale constante kosten


TK = TVK + TCK
GTK=GVK +GCK

Slide 27 - Slide

Constante kosten
- Totale constante kosten (TCK): onafhankelijk van de productieomvang (q)
TCK blijven gelijk als de productie veranderd

Slide 28 - Slide

Constante kosten
- Totale constante kosten (TCK): onafhankelijk van de productieomvang (q)
TCK blijven gelijk als de productie veranderd
- Gemiddelde Constante Kosten (GCK):          ->constante kosten per stuk-> worden kleiner naarmate de afzet stijgt (constante kosten worden over meer producten uitgesmeerd)
Bijvoorbeeld: TK = 200q+100.000
qTCK

Slide 29 - Slide

Variabele kosten
- Totale variabele kosten (TVK): afhankelijk van de productieomvang (q)

Slide 30 - Slide

Variabele kosten
- Totale variabele kosten (TVK): afhankelijk van de productieomvang (q)
- Gemiddelde variabele kosten (GVK): afnemend/toenemend/constant afhankelijk type productie
Bijvoorbeeld
TK = 200q+100.000
qTVK

Slide 31 - Slide

Soorten Variabele kosten
- Proportioneel variabele kosten (TVK)
GVK blijft constant, TVK stijgt evenredig (constante meeropbrengsten)
- Progressief variabele kosten (GVK): 
GVK steeds hoger naarmate productie stijgt, TVK stijgt meer dan evenredig (afnemende meeropbrengsten)
- Degressief variabele kosten
GVK steeds lager naarmate productie stijgt, TVK stijgen minder dan evenredig (toenemende meeropbrengsten)

Slide 32 - Slide

Kosten
Totale kosten = totale variabele kosten + totale constante kosten


TK = TVK + TCK
GTK=GVK +GCK

Slide 33 - Slide

TK, TCK en TVK

Slide 34 - Slide

Wat valt op?

Slide 35 - Slide

De TK functie
TK = 20q+100.000
De variabele kosten per product zijn 200. Deze zijn afhankelijk van de afzet.
De constante kosten zijn 100.000 en onafhankelijk van de afzet.

Slide 36 - Slide

GTK= GVK+GCK

gemiddelde totale kosten= kostprijs= kosten per stuk

Slide 37 - Slide

Kosten
TK = Totale Kosten
TCK = Totale Constante Kosten
TVK = Totale Variabele Kosten

TK = TVK + TCK

Slide 38 - Slide

Vragen?
VRAGEN

Slide 39 - Slide

Zelf aan de slag!   
Iedereen:
Lezen: paragraaf 3.1 en 3.2
Maken: de vragen 3.6 en 3.7


Versnellers:

Klaar?: maken opdr 3.1 tm 1.9
nakijken 3.1 tm 3.9
lezen en maken: paragraaf2.1  vraag naar spijkerbroeken, maken 2.1 tm 2.3
rood = Iedereen is stil
  

oranje = Je de docent een vraag stellen


groen = Je mag met elkaar fluisterend 
overleggen
timer
10:00

Slide 40 - Slide

Lesdoelen
  • Je kent het verschil tussen bedrijfskolom en -tak
  • Je kunt uitleggen wat transactiekosten en verzonken kosten zijn
  • Je kunt het berovingsprobleem uitleggen en oplossingen aanreiken
  • je kent het verschil tussen constante kosten, variabele kosten en je kunt de kostenfunctie contrueren

Slide 41 - Slide

Huiswerk: 
volgende les:
doornemen paragraaf 3.1 en 3.2
maken opdracht 3.1 tm 3.9

leren hoofdstuk 3.1 en 3.2
Pak je agenda!!

Slide 42 - Slide