In de verleden tijd worden werkwoorden verschillend vervoegd.
a. Zwakke werkwoorden:
Ze hebben hulp nodig van -te of -de!!!
Ze zijn klank-vast. (luister-luisterde; vis- viste)
b. Sterke werkwoorden:
Ze hebben geen hulp nodig!!!
Ze bepalen zelf hoe ze worden geschreven.
Ze zijn klank-veranderend (word-werd, kijk-keek, glim-glom, ben-was).