What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
spellingquiz
Herhaling:
woordsoorten
werkwoordspelling
tussenletters
voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
1 / 43
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo lwoo, b, k
Leerjaar 3,4
This lesson contains
43 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Herhaling:
woordsoorten
werkwoordspelling
tussenletters
voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Slide 1 - Slide
Woordsoorten
lidwoorden
zelfstandige naamwoorden
werkwoorden
bijvoeglijke naamwoorden
voorzetsels
Slide 2 - Slide
Welke woordsoort is : de
De vogels vliegen in de lucht.
A
lidwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel
Slide 3 - Quiz
welk woordsoort is 'grote'
A
lidwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
Voorzetsel
D
zelfstandig naamwoord
Slide 4 - Quiz
welk woordsoort is 'fiets'
A
lidwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
werkwoord
D
zelfstandig naamwoord
Slide 5 - Quiz
Welke woordsoort is: broek
Janneke heeft een mooie broek aan.
A
lidwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel
Slide 6 - Quiz
Tot welke woordsoort behoort 'het'?
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Lidwoord
C
Bijwoord
D
Voorzetsel
Slide 7 - Quiz
Ik loop op de natte straat.
Welke woordsoort is "op"?
A
Lidwoord
B
Voorzetsel
C
Bijvoegelijk naamwoord
D
Zelfstandig naamwoord
Slide 8 - Quiz
welk woordsoort is 'zwemmen'?
A
werkwoord
B
zwemwoord
C
lidwoord
D
bijvoeglijknaamwoord
Slide 9 - Quiz
Hoe noem je de volgende woordsoorten?
in, op, onder, door
A
lidwoorden
B
voorzetsels
C
telwoorden
D
aanwijzende voornaamwoorden
Slide 10 - Quiz
Welke woordsoort is: kunnen
De koeien kunnen weer naar buiten.
A
lidwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel
Slide 11 - Quiz
Benoem per woord het juiste woordsoort:
De postbode bezorgt grote pakketten bij de buren.
Kies uit: lw - bnw - znw - vz - ww
Slide 12 - Open question
Werkwoordspelling
Slide 13 - Slide
De regel van 't ex-kofschip is voor
A
spelling van werkwoorden in VT
B
spelling van werkwoorden in TT
C
spelling van zelfstandige naamwoorden
D
spelling van alle woorden
Slide 14 - Quiz
Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
Slide 15 - Quiz
7. (vinden) Ik ... spelling erg lastig.
A
vint
B
vind
C
vindt
Slide 16 - Quiz
Wat is juist?
A
hij bediend
B
hij bedient
Slide 17 - Quiz
Wat is juist?
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.
Slide 18 - Quiz
Vin.. jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?
A
Vindt
B
Vind
Slide 19 - Quiz
Afgelopen weken (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden
Slide 20 - Quiz
Wat is juist?
A
Zij begeleiden de vrouw naar huis gisteren
B
Zij begeleidden de vrouw naar huis gisteren.
Slide 21 - Quiz
werkwoordspelling
(worden) ... je vader boos als je een onvoldoende haalt?
A
word
B
wordt
Slide 22 - Quiz
Werkwoordspelling
Ik vind(en) het geweldig dat jij je aanmeld(en) om oudjes te helpen.
A
vind/aanmeld
B
vindt/aanmeldt
C
vindt/aanmeld
D
vind/aanmeldt
Slide 23 - Quiz
Ik wil graag nog extra uitleg bij de werkwoordspelling.
A
Ja
B
Nee
Slide 24 - Quiz
Bijvoegelijke naamwoorden
stoffelijk
(on)voltooid
Slide 25 - Slide
De (hout) tafel
A
houte
B
houten
Slide 26 - Quiz
Het (breken) pootje
A
gebroke
B
gebroken
Slide 27 - Quiz
de (goud) ring
A
gouden
B
goude
Slide 28 - Quiz
De (zetten) koffie
A
gezete
B
gezeten
C
gezette
D
gezetten
Slide 29 - Quiz
Het (plastic) speelgoed
A
plastic
B
plasticen
Slide 30 - Quiz
de (riet) mand
A
rieten
B
riete
C
riet
Slide 31 - Quiz
Het (besteden) geld
A
bestede
B
besteden
C
besteede
Slide 32 - Quiz
Tussenletter
Slide 33 - Slide
Samenstellingen schrijf je zoveel mogelijk aan elkaar
A
goed
B
fout
Slide 34 - Quiz
Kies de juiste samenstelling
A
Kippenhok
B
Kippehok
Slide 35 - Quiz
Kies de juiste samenstelling
A
Aspergesoep
B
Aspergensoep
Slide 36 - Quiz
Kies de juiste samenstelling
A
Zonnescherm
B
Zonnenscherm
Slide 37 - Quiz
Wat is de juiste samenstelling?
A
spinnenweb
B
spinneweb
Slide 38 - Quiz
Hoe schrijf je de samenstelling: beer + gezellig?
A
berengezellig
B
beregezellig
Slide 39 - Quiz
Maak er een samenstelling van
geboorte + cijfer =
A
geboortecijfer
B
geboortencijfer
Slide 40 - Quiz
Hoe maak je de samenstelling:
verrassing+aanval
A
verrassingsaanval
B
verrassingaanval
Slide 41 - Quiz
Welke samenstelling is correct geschreven?
A
groenteboer
B
groentenboer
Slide 42 - Quiz
Wat vind je nog moeilijk?
Slide 43 - Open question
More lessons like this
spellingquiz
February 2024
- Lesson with
43 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo lwoo, b, k
Leerjaar 3,4
25/9 - Spellingquiz
September 2023
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
Oefentoets taalverzorging mh1
February 2023
- Lesson with
35 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
spellingquiz
November 2023
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo lwoo, b, k
Leerjaar 3,4
spellingquiz
April 2023
- Lesson with
39 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo lwoo, b, k
Leerjaar 3,4
spellingquiz
21 hours ago
- Lesson with
39 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo lwoo, b, k
Leerjaar 3,4
spellingquiz
September 2024
- Lesson with
41 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo lwoo, b, k
Leerjaar 3,4
HA3: Spellingquiz 2
June 2022
- Lesson with
40 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3