This lesson contains 10 slides, with interactive quiz and text slides.
Items in this lesson
Welkom MH1F!
Presentatie
timer
10:00
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen deze les
Uitleg les 76: meewerkend voorwerp
Aan de slag: meewerkend voorwerp
Slide 2 - Slide
De makelaar gaf hem drie dagen bedenktijd. Wat is het lijdend voorwerp?
A
de makelaar
B
drie dagen bedenktijd
C
hem
D
gaf
Slide 3 - Quiz
Wat is denk jij het meewerkend voorwerp?
1. Zal ik een kopje koffie voor jullie zetten?
2. De makelaar gaf de koper drie dagen bedenktijd.
3. Ik geef Anna een boek cadeau.
Slide 4 - Slide
Zinsdelen: meewerkend voorwerp (mv)
In sommige zinnen staan naast het werkwoordelijk gezegde, onderwerp en lijdend voorwerp ook nog andere stukjes. Soms staat er in de zin iets wat iemand voor of aan iemand anders doet. Dit stukje noem je het meewerkend voorwerp (MV).
Ik | bakte | een taart | voor mijn oma.
OW WG LV MV = meewerkend voorwerp
Slide 5 - Slide
Zinsdelen: meewerkend voorwerp (mv)
Hoe vind je het meewerkend voorwerp
Aan/ voor wie + OW + WG + LV?
Ik gaf de bal aan Jacomijn.
Aan wie gaf ik de bal? Aan Jacomijn.
Slide 6 - Slide
Zinsdelen: meewerkend voorwerp
Tip: er staat vaak aan of voor bij.
Staat dat er niet bij?
Dan kun je het erbij denken.
1. De makelaar gaf de koper drie dagen bedenktijd.
2. De makelaar gaf AAN de koper drie dagen bedenktijd.