Woordformules herhaling

Herhaling woordformules
1 / 12
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes, text slide and 2 videos.

Items in this lesson

Herhaling woordformules

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

kosten = 160 + 40 x aantal dagen

Wat zijn de kosten voor 3 dagen?‎
A
120 euro
B
20 euro
C
280 euro
D
1200 euro

Slide 3 - Quiz

Kosten = 10 + 15 euro per uur

Wat is de woordformule?‎
A
kosten = 10 + 15 x aantal uur
B
kosten = 10 + 15 + aantal uur
C
kosten = 10 - 15 + aantal uur
D
kosten = 10 + 15 : aantal uur

Slide 4 - Quiz

lengte kaars = 40 - 5 x aantal uur

Wat is de lengte van de kaars na 2 uur?‎
A
42 cm
B
38 cm
C
50 cm
D
30 cm

Slide 5 - Quiz

Hoofdhaar groeit ongeveer 1 cm per maand. Anna's haar is 25 cm lang. Hoe lang zal haar haar zijn over 3 maanden als ze het niet laat knippen?‎
A
22 cm
B
28 cm
C
25 cm
D
30 cm

Slide 6 - Quiz

Hoofdhaar groeit ongeveer 1 cm per maand. Anna's haar is 25 cm lang.
Welke woordformule hoort hierbij?‎
A
lengte = 25 + 1 + aantal maanden
B
lengte = 25 + 1 x aantal maanden
C
lengte = 25 - aantal maanden
D
lengte = 25 + aantal maanden

Slide 7 - Quiz

Jan's haar is 10 cm lang. Zijn haar groeit sneller, 2 cm per maand. Wat is de woordformule?‎
A
lengte = 10 + aantal maanden + 2
B
lengte = 10 + 2 x aantal maanden
C
lengte = 2 x aantal maanden
D
lengte = 10 x aantal maanden + 2

Slide 8 - Quiz

Maartje heeft 20 euro in haar spaarpot. Iedere week haalt zij er 2 euro uit. Wat is de woordformule?‎
A
spaargeld = 20 - 2
B
spaargeld = 2 x aantal weken + 20
C
spaargeld = 20 - 2 x aantal weken
D
spaargeld = 2 - 20 x aantal weken

Slide 9 - Quiz

spaargeld = 20 - 2 x aantal weken

Na hoeveel weken is haar geld op?‎
A
20 weken
B
kun je niet weten
C
5 weken
D
10 weken

Slide 10 - Quiz

Hoe goed beheers je het volgende leerdoel?‎

Je leert hoe je een formule maakt bij een beschrijving
A
helemaal niet
B
een beetje
C
redelijk goed
D
helemaal

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Video